Naar boven ↑

Rechtspraak

werkgever/werknemer
Rechtbank Den Haag, 31 juli 2013

werkgever/werknemer

Voorwaardelijke ontbinding wegens bedrijfseconomische redenen. Dat werkgever nog steeds bedrijfsactiviteiten ontplooit, is onvoldoende komen vast te staan

Werknemer is sinds 1989 in dienst als oogstmedewerker. Thans verzoekt werkgever voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens bedrijfseconomische redenen. Werkgever voert aan dat de arbeidsovereenkomst is opgezegd met toestemming van het UWV en dat de opzeggingsbrief persoonlijk aan werknemer is overhandigd. Werknemer ontkent echter de brief te hebben ontvangen. Voorts betwist hij de bedrijfseconomische redenen. Een aantal percelen is verkocht, waardoor de financiering bij de bank nu voor het grootste deel is afgelost. De tuinbouwactiviteiten die werknemer voorheen verrichtte, worden nu door Poolse werknemers verricht.

De kantonrechter oordeelt als volgt. De slechte bedrijfseconomische omstandigheden zijn op grond van overgelegde jaarstukken door werkgever voldoende aannemelijk gemaakt. De stelling dat nog steeds bedrijfsactiviteiten worden ontplooid, heeft werknemer onvoldoende onderbouwd. Dit geldt ook voor de stelling dat de bank wellicht opnieuw is genegen een krediet aan werkgever te verschaffen. De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden. Gezien het feit dat werkgever over beperkte liquide middelen beschikt door staking van de bedrijfsactiviteiten en de nog resterende schuld bij de bank, zijn geen termen aanwezig om een hogere vergoeding toe te kennen dan door werkgever subsidiair is aangeboden. Volgt ontbinding onder toekenning van een vergoeding van € 4.290 bruto.

  • Instantie: Rechtbank Den Haag
  • Datum uitspraak: 31-07-2013
  • Roepnaam: werkgever/werknemer
  • Zaaknummer: 2060533 RP VERZ 13-50297
  • Nummer: AR-2013-0654
  • Onderwerpen: Overige
  • Trefwoorden: voorwaardelijke ontbinding, bedrijfseconomische redenen en opzegging