Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Dordrecht), 29 juli 2013
ECLI:NL:RBROT:2013:5867
werkneemster/Stichting De Plint c.s.
Vervolg tussenvonnis. Werkneemster is in dienst van De Plint. Tijdens het werk is zij uitgegleden. Zij stelt De Plint en twee collega’s aansprakelijk voor haar schade. Bij tussenvonnis is aan werkneemster opgedragen om te bewijzen dat haar collega’s A en/of B een natte substantie op de vloer hebben achtergelaten, waardoor zij is uitgegleden.
De rechtbank oordeelt dat werkneemster met het overleggen van de getuigenverklaringen van A en B is geslaagd in het haar opgedragen bewijs. Zij hebben verklaard dat er koffiedrab uit een vuilniszak was gelekt, dat eerst de vuilniszakken zijn opgeruimd en dat werkneemster was gewaarschuwd voor de vlek. De te beantwoorden vraag is of A en B in de gegeven omstandigheden hebben gehandeld in strijd met een zorgplicht jegens werkneemster, waarbij in een geval als het onderhavige de criteria van het Kelderluik-arrest maatgevend zijn (HR 5 november 1965, ECLI:NL:HR:1965:AB7079, NJ 1966/136).
Uit de verklaringen van A en B blijkt dat zij beiden het gevaar van uitglijden over de vlek onderkenden, want zij verklaren beiden dat zij werkneemster gewaarschuwd hebben. Het is een feit van algemene bekendheid dat uitglijden op een tegelvloer letsel kan veroorzaken. Waarschuwen voor uitglijden is een onvoldoende maatregel om het gevaar te keren, want A en B hadden er rekening mee moeten houden dat werkneemster tijdens het werk zou kunnen vergeten dat deze plaats glad was, zoals ook is gebeurd. Bovendien is werkneemster de Nederlandse taal niet machtig, zodat A en B er rekening mee hadden moeten houden dat werkneemster de waarschuwing niet heeft verstaan of niet heeft begrepen. De gevaarzettende situatie heeft tien tot vijftien minuten na het wegbrengen van de vuilniszakken geduurd, terwijl de vlek op eenvoudige wijze weggehaald had kunnen worden; de dames hadden het aan werkneemster kunnen vragen of een van hen had het voorafgaande aan of direct na het wegbrengen van de zakken zelf kunnen doen. Door dit na te laten hebben zij gehandeld in strijd met een zorgplicht jegens werkneemster. Zij zijn op grond van onrechtmatige daad jegens werkneemster aansprakelijk voor de schade die zij door de val lijdt. De Plint is als werkgeefster van A en B eveneens aansprakelijk jegens werkneemster (artikel 6:170 BW). Er is nader deskundigenonderzoek nodig naar welk letsel werkneemster door de val heeft bekomen en welke beperkingen zij daardoor ondervindt. Niet kan worden geoordeeld dat werkneemster is gevallen (mede) door aan haarzelf toe te rekenen omstandigheden (artikel 6:101 BW) doordat zij is gewaarschuwd. De eventuele onzorgvuldigheid van werkneemster, die in het werk een waarschuwing vergeten is, valt in het niet bij de onzorgvuldigheid van A en B die de vlek direct hadden kunnen en moeten opruimen. Volgt aanhouding van de zaak.