Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 10 juli 2013
ECLI:NL:RBMNE:2013:3559
werkneemster/Biga Groep B.V.
Werkneemster is in dienst van Biga. Zij verricht schoonmaakwerkzaamheden. Aan werkneemster zijn polo’s en broeken uitgereikt als bedrijfskleding, die zij op grond van de van toepassing zijnde Gedragscode verplicht is te dragen. Werkneemster weigert de broeken te dragen en heeft in september 2012 een van de aan haar uitgereikte broeken vermaakt tot rok. Werkneemster is te kennen gegeven dat zij in de broek op het werk zal moeten verschijnen en dat het niet is toegestaan in de zelfgefabriceerde rok te werken. Toen werkneemster op 3 juni 2013 wederom met de rok op het werk is verschenen, is zij naar huis gestuurd en op non-actief gesteld. Thans vordert werkneemster loondoorbetaling en wedertewerkstelling.
De kantonrechter oordeelt als volgt. De non-actiefstelling komt voor rekening van Biga, zodat de loonvordering wordt toegewezen. Ten aanzien van de door werkneemster gevorderde wedertewerkstelling waarbij het haar wordt toegestaan de door haarzelf tot rok vermaakte broek te dragen wordt het volgende overwogen. Op grond van het instructierecht van de werkgever dat is geregeld in artikel 7:660 BW heeft als uitgangspunt te gelden dat Biga in beginsel gerechtigd is voorschriften te geven met betrekking tot onder andere de door het personeel tijdens het werk te dragen kleding. Deze bevoegdheid vindt haar grens in de eisen van redelijkheid. Geoordeeld wordt dat de betreffende rok, die door werkneemster evenals een van de aan haar verstrekte broeken ter zitting is getoond, qua representativiteit niet onderdoet voor de broek. Rok en broek zijn van dezelfde stof. De zakken van de broek en het op de broek aangebrachte logo zitten bij de rok op dezelfde plaats als bij de broek. De rok valt tot net iets over de knie. Verder is de stelling van Biga dat een rok niet praktisch zou zijn onvoldoende aannemelijk gemaakt. Evenmin doet de betreffende rok af aan de herkenbaarheid van de medewerkers van Biga en haar organisatie. Dat de betreffende rok de door Biga nagestreefde zakelijke, uniforme en professionele uitstraling van de bedrijfskleding verstoort, zoals door Biga is aangevoerd, kan dan ook naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter voor deze rok niet gelden, nu die rok de kleuren van de bedrijfskleding heeft en van die kleding is gemaakt en is voorzien van het bedrijfslogo van Biga. Voorts heeft Biga onvoldoende aannemelijk gemaakt op welke wijze haar belang dat zij heeft ten aanzien van de SW-medewerkers bij het bieden van structuur en eenduidige regelgeving met het dragen van de betreffende rok door werkneemster wordt doorkruist. De door werkneemster gevorderde wedertewerkstelling in de door haar tot rok vermaakte broek wordt toegewezen.