Naar boven ↑

Rechtspraak

Centrale Ondernemingsraad Van Gansewinkel Groep B.V/Van Gansewinkel Groep B.V.
Rechtbank Oost-Brabant (Locatie Eindhoven), 30 augustus 2013
ECLI:NL:RBOBR:2013:4873

Centrale Ondernemingsraad Van Gansewinkel Groep B.V/Van Gansewinkel Groep B.V.

COR Van Gansewinkel heeft geen instemmingrecht ten aanzien van besluit om de salarissen van de boven-cao-medewerkers in Nederland niet te indexeren. Geen wijziging van een beloningssysteem

Van Gansewinkel heeft meegedeeld dat de raad van bestuur heeft besloten om de salarissen van de boven-cao-medewerkers in Nederland per 1 januari 2013 niet te indexeren. Thans is in geschil of de COR om instemming had moeten worden gevraagd. De COR beroept zich primair op artikel 27 lid 1 sub c WOR, subsidiair op een ondernemingsovereenkomst en meer subsidiair op een verworven recht. Voorts voert de COR aan dat de in het verleden gedane toezeggingen moeten worden nagekomen.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Ingevolge artikel 27 lid 1 aanhef en sub c WOR behoeft de ondernemer instemming van de ondernemingsraad voor elk door hem voorgenomen besluit tot vaststelling, wijziging of intrekking van een belonings- of functiewaarderingssysteem. Het besluit om de boven-cao-salarissen met ingang van 1 januari 2013 niet te indexeren, ziet niet op de wijziging van het beloningssysteem. Volgens de parlementaire geschiedenis is een beloningssysteem een systeem volgens hetwelk beloningen worden berekend en aan bepaalde functies worden toegekend en heeft het betrekking op de onderlinge rangorde van functies. Weliswaar heeft het besluit gevolgen voor de hoogte van het uit te betalen loon, maar er is geen sprake van een wijziging van het systeem van toekenning van beloningen aan bepaalde functies en er wordt geen wijziging gebracht in de onderlinge rangorde van beloningen. Anders dan de COR stelt, blijkt uit geen van de overgelegde stukken dat sprake is van een ondernemingsovereenkomst, op grond waarvan de COR instemmingsrecht zou hebben. Evenmin blijkt dat Van Gansewinkel eerder instemming heeft gevraagd met enkel een besluit om de salarissen gedurende een jaar niet te indexeren. Voor zover de COR betoogt dat er sprake is van verworven rechten of gemaakte afspraken over de jaarlijkse indexering van het salaris, wordt overwogen dat het een primaire arbeidsvoorwaarde (de hoogte van het loon) betreft. Gelet op de wettelijke regeling van bevoegdheden van de COR en in aanmerking nemend dat in deze procedure sprake is van een verzoek van de COR op basis van artikel 36 WOR, ziet de kantonrechter geen wettelijke basis voor toewijzing van een vordering op deze grondslag. De COR heeft nog gewezen op artikel 28 lid 1 WOR, maar dat biedt onvoldoende basis voor een verzoek tot nakoming van een (door Van Gansewinkel betwiste) primaire arbeidsvoorwaarde. Daarbij is van belang dat bij de beoordeling van een dergelijk verzoek allereerst moet worden vastgesteld of er sprake is van verworven rechten of een rechtsgeldige afspraak tussen werkgever en werknemers (Van Gansewinkel betwist dit) en bij bevestigende beantwoording van die vraag dient vervolgens aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval beoordeeld te worden of sprake is van een rechtsgeldige wijziging van arbeidsvoorwaarden (al dan niet op de voet van artikel 7:613, 7:611 of 6:248 BW). Een dergelijke beoordeling kan in het kader van deze procedure niet plaatsvinden. Volgt afwijzing van de vorderingen.

  • Wetsartikelen: 27 WOR en 32 WOR
  • Onderwerpen: Instemmingsrecht (27 WOR)
  • Trefwoorden: medezeggenschap, instemmingrecht, indexering salaris en beloningssysteem