Rechtspraak
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Alkmaar), 12 maart 2013
ECLI:NL:RBNHO:2013:2191
Stichting ‘Blijf van m’n Lijf Den Helder’/werkneemster
Werkneemster is sinds 1 juli 2011 in dienst van de Stichting ‘Blijf van m’n lijf Den Helder’ (hierna: de Stichting) als maatschappelijk werkster. In september 2012 heeft de Stichting aan werkneemster meegedeeld dat haar arbeidsovereenkomst per 20 september 2012 van rechtswege zou eindigen. Werkneemster betwist het eindigen van de arbeidsovereenkomst en heeft loondoorbetaling en wedertewerkstelling gevorderd (zie AR 2013-0752). Thans verzoekt de Stichting voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens bedrijfseconomische redenen, dan wel een verstoorde arbeidsrelatie.
De kantonrechter oordeelt als volgt. De gestelde bedrijfseconomische redenen zijn onvoldoende aannemelijk gemaakt. De Stichting heeft niet met stukken onderbouwd dat een groot deel van de administratieve taken van het Advies- en Steunpunt Huiselijk geweld zijn ondergebracht bij De Weere. Ook de verstoorde arbeidsrelatie is onvoldoende aannemelijk gemaakt. Uit de verklaring van de directeur blijkt dat bij collega’s de vrees bestaat voor functieverlies als werkneemster bij de Stichting werkzaam blijft. Of deze vrees terecht is, is, zoals gezegd, niet zonneklaar. Ook kan in genoemde vrees geen grond zijn gelegen om een vertrouwensbreuk aan te nemen. Bovendien heeft werkneemster gemotiveerd weersproken dat er tussen haar en haar collega’s een vertrouwensbreuk bestaat. Zij heeft ter comparitie verklaard dat haar collega’s haar juist hebben geadviseerd om juridisch advies in te winnen na de mededeling over het einde van haar arbeidsovereenkomst. Ook heeft werkneemster, naar zij stelt, nog steeds zo nu en dan contact met haar collega’s. De stelling van de Stichting ter zitting dat de directeur zich ernstig ‘bedrogen’ voelt en dat het voor haar niet te verkroppen is dat er thans misbruik van haar wordt gemaakt terwijl zij werkneemster alle kansen heeft geboden, kan naar het oordeel van de kantonrechter niet leiden tot een ander oordeel. Hoewel begrijpelijk is dat de Stichting onaangenaam verrast is met de juridische implicaties en dat de uitkomsten daarvan mogelijk zuur zijn, impliceert dat niet dat een vruchtbare samenwerking tussen haar en werkneemster niet langer mogelijk is. De kantonrechter gaat er, met werkneemster, van uit dat de Stichting met onderhavig zakelijk geschil professioneel omgaat. Volgt afwijzing van het ontbindingsverzoek.