Rechtspraak
Rechtbank Gelderland (Locatie Arnhem), 15 augustus 2013
ECLI:NL:RBGEL:2013:3766
Allio Kinderopvang B.V./kantonrechter
Allio Kinderopvang heeft werkneemster op staande voet ontslagen en verzocht de arbeidsovereenkomst met werkneemster te ontbinden. Werkneemster heeft een kort geding aanhangig gemaakt. In de onderhavige procedure wraakt Allio Kinderopvang de kantonrechter. Aangevoerd wordt dat de kantonrechter de gemachtigde van werkneemster ambtshalve heeft geholpen bij een eiswijziging in het kort geding. De kantonrechter heeft de gemachtigde ongevraagd voorgehouden dat de vorderingen in kort geding geen kans van slagen hadden, nu werkneemste r– door geen wedertewerkstelling, maar nietigverklaring van het ontslag op staande voet te vorderen – in feite om een declaratoir vonnis verzocht, hetgeen in kort geding niet mogelijk is.
De wrakingskamer stelt voorop dat het geven van een voorlopig oordeel tijdens de mondelinge behandeling van zaken als de onderhavige geen feit of omstandigheid is waaruit objectief vooringenomenheid van de rechter kan worden afgeleid. Daarvan uitgaande en mede uit een oogpunt van proceseconomie en finale geschillenbeslechting ligt het daarom voor de hand dat de kantonrechter de gemachtigde heeft voorgehouden dat het verzoek om nietigverklaring van het ontslag op staande voet in kort geding niet toewijsbaar was en dat in een geval als dit in kort geding alleen doorbetaling van loon en wedertewerkstelling kan worden gevorderd. Zou de kantonrechter tijdens de zitting niets hebben gezegd over de haalbaarheid van de vordering in kort geding zoals die was geformuleerd, dan had hij dit in zijn vonnis alsnog moeten doen. Daarmee zou hij dan een verrassingsbeslissing hebben genomen. Niet valt in te zien welk rechtens te respecteren belang van partijen hiermee zou zijn gediend. Hierbij neemt de wrakingskamer in aanmerking dat niet is gesteld dat het op de zitting niet ook voor Allio Kinderopvang duidelijk was waar het werkneemster materieel gezien om te doen was, namelijk dat zij weer bij haar aan het werk wilde. In dit licht bezien kan uit hetgeen de kantonrechter heeft gezegd over de eiswijziging geen (objectief gerechtvaardigde vrees voor) vooringenomenheid worden afgeleid. Volgt afwijzing van het wrakingsverzoek.