Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 11 oktober 2013
ECLI:NL:RBMNE:2013:4942
werknemer/Global Security Education B.V. c.s.
Werknemer is sinds 1 april 2013 voor onbepaalde tijd in dienst getreden van Global Security Education B.V. (hierna: GSE) als opleider/trainer. Op de arbeidsovereenkomst is de CAO Particuliere Beveiliging van toepassing. In de cao is een beloning voor overwerk opgenomen. GSE heeft het loon over de periode 25 maart tot 22 april 2013 betaald. Vanaf 22 april 2013 is geen loon betaald. Evenmin heeft GSE de vakantiebijslag over de periode van 1 april tot 22 april 2013 betaald. Thans vordert werknemer betaling van achterstallig loon, vakantiebijslag, overuren en reiskosten.
De kantonrechter oordeelt als volgt. De loonvordering van 22 april tot 17 juni 2013 wordt toegewezen. Werknemer heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij in deze periode werkzaamheden heeft verricht. De loonvordering over de periode na 17 juni wordt beoordeeld aan de hand van de artikelen 7:627 BW en 7:628 BW. Of het niet verrichten van de arbeid door werknemer in redelijkheid voor rekening van GSE behoort te komen is een vraag die niet eenvoudig te beantwoorden is. De kwestie is juridisch ingewikkeld en er is nader feitenonderzoek noodzakelijk, waarvoor dit kort geding zich niet leent. Omdat de loonvordering over de periode 22 april tot 17 juni 2013 is toegewezen en dit de gestelde financiële nood aan de zijde van werknemer verzacht is er geen noodzaak om ten aanzien van de vordering van na 17 juni een spoedvoorziening uit te spreken. Dit deel van de vordering wordt afgewezen. De gevorderde reiskosten worden alleen toegewezen voor zover deze door GSE zijn erkend. Op grond van de arbeidsovereenkomst heeft werknemer recht op betaling van 8% vakantiebijslag over de periode 1 tot 22 april 2013 over het brutojaarsalaris. Dit is niet weersproken door GSE. Dit onderdeel wordt ter hoogte van € 224,97 bruto toegewezen.