Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/APG Algemene Pensioen Groep NV
Hoge Raad, 25 oktober 2013
ECLI:NL:HR:2013:1041

werknemer/APG Algemene Pensioen Groep NV

Werkgever (eigenrisicodrager) mag ten onrechte toegekende wachtgeldregeling terugvorderen wegens onverschuldigde betaling. Werknemer dient dan ‘brutouitkering’ te voldoen. Terugvordering naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar door mogelijk verhaal op andere partij en proceshouding werknemer

Werknemer was aanvankelijk (1987) in dienst van ABP. In 1996 is het ABP geprivatiseerd, waarna werknemer op 1 januari 1998 krachtens overgang van onderneming in dienst is getreden van Vesteda. De arbeidsovereenkomst tussen Vesteda en werknemer is per 1 juni 2000 door de Kantonrechter Maastricht op verzoek van werknemer ontbonden. De kantonrechter heeft een vergoeding toegekend van ƒ 267.406 bruto (€ 121.343,55) als er geen wachtgeld zou worden toegekend en van ƒ 53.483 (€ 24.269,53) als werknemer wél wachtgeld zou ontvangen. Door Vesteda is laatstgenoemde som aan werknemer betaald. Werknemer heeft zich vervolgens gewend tot USZO (toen nog geheten UWV USZO) met het verzoek een ontslaguitkering (wachtgeld) aan hem toe te kennen op basis van het Sociaal Beleidskader ABP (SBK). USZO beoordeelt en voert namens ABP (eigenrisicodrager) de uitkeringsaanspraken uit. USZO heeft werknemer een wachtgelduitkering toegekend. Later zijn deze besluiten vernietigd. APG vordert thans betaling van € 74.917 van werknemer. APG heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat USZO ten onrechte ABP in plaats van Vesteda als laatste werkgever van werknemer heeft aangemerkt en dat daardoor ten onrechte over het tijdvak van 1 juni 2000 tot en met oktober 2002 namens en voor rekening van ABP aan werknemer een uitkering betaalbaar is gesteld. De toekenningsbeslissing op grond waarvan de betalingen zijn verricht, is door de Rechtbank Maastricht vernietigd. Werknemer heeft derhalve een uitkering ten laste van ABP ontvangen, zonder dat daarvoor een juridische grondslag bestaat. Nu de kosten van de ontslaguitkering direct door ABP als eigenrisicodrager worden gedragen, kan zij de ten onrechte uitgekeerde ontslaguitkering van werknemer terugvorderen uit hoofde van onverschuldigde betaling. Het hof oordeelt in het eindarrest onder meer dat APG niet alleen aanspraak kan maken op het bedrag van de door werknemer ontvangen nettobetalingen (€ 48.188,04), maar tevens op het bedrag van de door werknemer verschuldigde loonbelasting die door ABP als inhoudingsplichtige was afgedragen (€ 20.535,38).

De advocaat-generaal (Spier) concludeert als volgt. Anders dan werknemer stelt, is het hof niet voorbijgegaan aan de stellingen van werknemer dat uit rechtspraak van de Centrale Raad voor Beroep blijkt dat er sprake is van een ‘beperkte mogelijkheid tot terugvordering van wachtgeld’. Het hof heeft dat wel degelijk genoemd, maar tevens geoordeeld dat die rechtspraak maar ten dele van toepassing is op de onderhavige casus. De stelling dat de terugvordering in strijd zou zijn met artikel 6:248 BW acht de A-G evenmin steekhoudend. Het hof heeft geoordeeld dat toewijzing van de vordering tot terugbetaling van de onverschuldigd gedane uitkeringen, in de gegeven omstandigheden, als zodanig niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Het hof acht in dat verband in het bijzonder van belang dat de aanspraak van werknemer jegens Vesteda, welke aanspraak in een eerdere procedure tussen die partijen is toegewezen, onder meer ziet op de periode waarop ook de aanspraak van APG ziet. Naar aanleiding van de stelling van werknemer dat hij veel kosten heeft moeten maken voor rechtsbijstand, overweegt het hof nog dat uit de stukken blijkt dat APG al in 2004 aan werknemer heeft voorgesteld om tot een minnelijke oplossing te komen, maar dat dit voorstel door werknemer om hem moverende redenen van de hand is gewezen. De door werknemer gestelde kosten van rechtsbijstand vormen, zo overweegt het hof, een logisch gevolg van deze afwijzing. Dit oordeel van het hof is niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd. Ook de cassatiemiddelen tegen toewijzing van het brutodeel van de uitkeringen falen. Werknemer miskent dat APG namens werknemer de loonbelastingen heeft afgedragen en APG derhalve een terugvorderingsrecht op werknemer heeft.

De Hoge Raad oordeelt als volgt. De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81 lid 1 Wet RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.