Naar boven ↑

Rechtspraak

ARS Traffic & Transport Technology B.V./werknemer
Gerechtshof Den Haag (Locatie 's-Gravenhage), 22 oktober 2013
ECLI:NL:GHDHA:2013:3889

ARS Traffic & Transport Technology B.V./werknemer

Voorkomen van tegenstrijdige uitspraken artikel 685-beschikking en dagvaardingsprocedure, is geen ‘fundamenteel rechtsbeginsel’. Het niet afwachten van de uitkomst in de dagvaardingsprocedure vormt dan ook geen schending van zo’n beginsel en derhalve is geen sprake van een doorbrekingsgrond in appel. Appel en cassatie hebben geen schorsende werking van de artikel 685-beschikking ten gevolge wegens de aard van de procedure

Werknemer is op 1 april 2000 bij ARS in dienst getreden in de functie van Manager en Senior Consultant. In 2002 is werknemer op verzoek van ARS technisch directeur geworden; voorts bleef zijn functie Senior Consultant. In 2003 heeft werknemer op grond van de winstdelingsregeling € 35.000 ontvangen. In 2004 werd werknemer op verzoek van ARS algemeen directeur, terwijl tevens twee andere directeuren werden benoemd. In 2005 kreeg werknemer hartklachten, als gevolg waarvan hij is teruggetreden als algemeen directeur. Hij keerde terug in zijn functie van de aanvang van de arbeidsovereenkomst en bleef als zodanig deel uitmaken van het managementteam. Vanaf 2007 heeft werknemer geen winstdeling meer ontvangen. In 2010 ontstaat er een geschil over het in 2000 vastgestelde aandelenoptieplan. In een kort geding hierover, beticht ARS werknemer van ‘disfuctioneren’ in zijn functie van directeur. Inmiddels loopt over deze procedure een bodemzaak. Nadien verslechteren de arbeidsverhoudingen tussen partijen en worden de beoordelingen negatief. Vanaf september 2012 heeft ARS het loon van werknemer maandelijks verminderd met 4%. Werknemer heeft uiteindelijk ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzocht. De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van 1 mei 2013, onder toekenning van een vergoeding aan werknemer ten laste van ARS van € 306.350,42 bruto. Tegen dit oordeel keert ARS zich in hoger beroep. Volgens ARS dient eerst de uitkomst van de bodemzaak te worden afgewacht ter voorkoming van tegenstrijdige uitspraken.

Het hof oordeelt als volgt. Anders dan grief I kennelijk voorstaat was de kantonrechter in casu niet gehouden de beslissing aan te houden in afwachting van ‘beoordelingen van feiten en omstandigheden in een andere bij het kantongerecht lopende complexe procedure’ (het hof begrijpt: de zaak voor de rechtbank met rolnummer 1106707/11-28848) en heeft zij, door dat niet te doen, de grenzen van haar beoordelingsvrijheid niet overschreden. Terecht wijst werknemer in dit verband op HR 27 maart 1987, ECLI:NL:HR:1987:AG5564, NJ 1987, 882. Het HR-arrest van 14 februari 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF1307 maakt het voorgaande niet anders nu in dat arrest niet is beslist dat er geen sprake mag zijn van tegenstrijdige beslissingen in een verzoekschrift- en een dagvaardingsprocedure, maar (slechts) dat ‘(…) de stukken van het geding [in de dagvaardingsprocedure, toev. hof] geen andere gevolgtrekking toelaten dan dat [werkneemster] niet heeft aangevoerd dat de door de kantonrechter aangenomen reden voor ontbinding niet overeenstemt met de reden die [werkgeefster] in werkelijkheid had om de arbeidsovereenkomst met [werkneemster] te ontbinden.’ En A-G Spier moge in zijn conclusie voorafgaande aan dat arrest onder 3 gefulmineerd hebben tegen ‘de maatschappelijk onwenselijke werking van art. 7:685 BW’, de wetgever heeft daaraan nog steeds geen einde gemaakt. Ook het beroep van ARS op HR 11 september 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI6323, leidt niet tot een ander oordeel. Volgens r.o. 3.5.4 van dat arrest had het hof in die artikel 7:681-zaak als zijn oordeel tot uitdrukking gebracht dat het op het punt van het verband tussen de arbeidsongeschiktheid van de werknemer en zijn werkzaamheden zich zou conformeren aan zijn onherroepelijke uitspraak in de artikel 7:658-zaak. Door dat vervolgens niet te doen werd daarover in cassatie terecht geklaagd: ‘(…) zodat sprake is van een innerlijke tegenstrijdigheid in de redengeving in het bestreden arrest’. Aan ARS kan worden toegegeven dat tegenstrijdige uitspraken ongewenst en bij voorkeur te voorkomen zijn, vgl. ook de aanhef van de hiervoor gedeeltelijk geciteerde r.o. 3.5.4. Maar het is geen fundamenteel rechtsbeginsel.

Zoals dit hof in zijn beschikking van 2 april 2012, ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ5999, reeds heeft overwogen heeft een appel tegen een ontbindingsbeschikking ex artikel 7:685 BW geen schorsende werking; een en ander zou in strijd zijn met de aard/strekking van een dergelijke beschikking waarbij het juist de bedoeling is direct duidelijkheid te geven met betrekking tot het al dan niet voortduren van de arbeidsovereenkomst en discussies over de door de kantonrechter bij de af-/toewijzing van het ontbindingsverzoek gegeven motivering, uit te sluiten. Datzelfde geldt voor een eventueel cassatieberoep.