Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 23 juli 2013
ECLI:NL:GHAMS:2013:2347
EMC Computersystems Benelux/werknemer en CommVault Systems
EMC is een bedrijf dat zich bezighoudt met IT-dienstverlening, in het bijzonder met het bewaren, beheren en analyseren van data ten behoeve van bedrijven. Werknemer is op 1 april 2011 voor onbepaalde tijd bij EMC in dienst getreden in de functie van ‘sales representative’ tegen een vast salaris van € 90.000 bruto per jaar en een variabel salaris van (maximaal) € 60.000 per jaar. Op de arbeidsovereenkomst is een concurrentiebeding van toepassing (temporeel bereik van 12 maanden na einde dienstverband). Werknemer is per 1 maart 2012 bij EMC aangesteld in de functie van ‘sales manager BRS Benelux’, welke functie hij feitelijk al vanaf 1 januari 2012 vervulde. Werknemer heeft de arbeidsovereenkomst bij brief van 27 september 2012 opgezegd tegen 1 november 2012. EMC heeft daarop aan hem laten weten hem te houden aan het concurrentiebeding. Werknemer is per 1 november 2012 in dienst getreden van CommVault in de functie van ‘sales manager’. CommVault houdt zich onder meer bezig met het bewaren en beveiligen van data. Haar activiteiten zijn (in elk geval gedeeltelijk) soortgelijk aan die van EMC. EMC houdt werknemer aan zijn concurrentiebeding. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het beding is komen te vervallen op grond van het ‘zwaarder drukken’-criterium.
Het hof oordeelt als volgt. Voldoende aannemelijk is geworden dat sprake was van een ingrijpende functiewijziging. EMC betoogt dat werknemer in zijn nieuwe functie niet direct verantwoordelijk was voor het aannamebeleid, het personeelsbeleid en het financiële beleid van zijn afdeling maar slechts een schakel in de keten van verantwoordelijkheid was. Dat neemt echter niet weg dat werknemer in zijn nieuwe functie leiding gaf aan twintig mensen terwijl hij in zijn oude functie geen managementverantwoordelijkheid had. EMC voert wat dat laatste betreft nog aan dat werknemer in zijn oude functie wel ‘een soort coördinerende rol’ had en ‘als het ware een indirecte managementtaak’ maar dat is te vaag om te concluderen dat hij een leidinggevende taak had van een voldoende relevant gewicht. Het hof is voorts voorshands van oordeel dat niet kan worden gezegd dat de carrièrestap voorzienbaar was. EMC heeft onvoldoende aangevoerd om te kunnen volhouden dat voor de gemiddelde verkoopmedewerker doorgroei naar een leidinggevende positie als hier aan de orde voor de hand lag. Dat sprake is van een niet-voorzienbare functiewijziging wordt temeer aannemelijk doordat de vacature voor de (nieuwe) functie intern en extern is opengesteld en door middel van een sollicitatieprocedure is vervuld. Dat ligt immers niet voor de hand bij een gebruikelijke doorgroei. Het beding verbiedt in algemene bewoordingen om werkzaam te zijn bij enige concurrerende onderneming. Er is geen aanleiding te veronderstellen dat het beding ook gedurende het vervullen van de oude functie niet tevens zag op managementfuncties. Werknemer en CommVault hebben naar ’s hofs voorlopige oordeel onvoldoende aangevoerd ter onderbouwing van een dergelijke uitleg van het beding. Werknemer en CommVault voeren voorts niet aan dat de functiewijziging op andere wijze tot gevolg heeft gehad dat het concurrentiebeding zwaarder, laat staan aanmerkelijk zwaarder, op werknemer is gaan drukken. Daartoe kan niet dienen de enkele stelling dat, hoe hoger de functie, hoe minder gelijkwaardige posities men kan vinden in de markt. Dat zegt zonder nadere toelichting immers niets over het zwaarder drukken van het concurrentiebeding wegens de functiewijziging.
Op grond van artikel 7:653 lid 2 BW oordeelt het hof dat de vorderingen van EMC alsnog dienen te worden afgewezen.