Rechtspraak
werknemer/Stichting Iriszorg c.s.
Werknemer werkt sinds 1 maart 2009 als groepsleider van probleemjongeren bij Woonzorg Jongeren SaM Nijmegen, onderdeel van Iriszorg, locatie Sancta Maria. In zijn groep gaat het vooral om jongeren met een alcohol- en drugsprobleem in de leeftijd 16 tot 24 jaar. Op 8 november 2010 is werknemer mishandeld door een ex-cliënt. Daarbij is zijn linker jukbeen verbrijzeld, zijn er vier tanden uit zijn bovenkaak geslagen en twee tanden uit zijn onderkaak en heeft hij diverse hechtingen in zijn linker wenkbrauw en zijn bovenlip. De Arbeidsinspectie heeft overtreding van de Arbeidsomstandighedenwet geconstateerd, omdat het door Iriszorg gevoerde beleid ten aanzien van agressie en geweld niet voldoet aan de daaraan door de Arbowet en het Arbobesluit gestelde eisen. De ex-cliënt is strafrechtelijk veroordeeld, waarbij aan werknemer een bedrag van € 3.350,50 is toegewezen, waaronder € 2.750 aan smartengeld. Het schadefonds geweldsmisdrijven heeft € 3.000 aan smartengeld toegekend. Werknemer is na de mishandeling niet in staat gebleken zijn werk volledig te hervatten en staat onder behandeling van een psycholoog. Werknemer stelt Iriszorg (en verzekeraar VvAA) in de onderhavige deelgeschilprocedure op grond van artikel 7:611 BW en 7:658 BW aansprakelijk voor zijn schade.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Voldoende staat vast dat werknemer schade heeft geleden in de uitoefening van de werkzaamheden. De stelling dat sprake zou zijn geweest van bewuste roekeloosheid faalt. Met betrekking tot de vraag of Iriszorg haar in artikel 7:658 lid 1 BW omschreven zorgplicht is nagekomen, spelen, in het licht van onder andere het arrest van de Hoge Raad van 11 november 2001, ECLI:NL:HR:2001:BR5323, zowel algemene maatregelen die strekken tot beveiliging van de werknemers tegen de gevaren van hun omgang met jongeren met gedrags- en verslavingsproblemen als specifieke maatregelen en instructies die zijn vereist ter beveiliging van werknemers in hun omgang met die jongeren, een rol. Geoordeeld wordt dat Iriszorg onvoldoende maatregelen heeft genomen om te voorkomen dat in dit geval werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden op Sancta Maria schade zou lijden. Het ter zitting overgelegde ‘agressievoorbeeldprotocol’ dat kennelijk ten tijde van het incident binnen Iriszorg gold, is te algemeen van inhoud – zoals ook de Arbeidsinspectie heeft geoordeeld – en voorziet onvoldoende in specifieke maatregelen en instructies die vereist zijn in de beveiliging van werknemers in de omgang met de cliënten in Sancta Maria. Verder staat tussen partijen vast dat werknemer (nog) niet de training conflictbeheersing had gevolgd. Dit is extra bezwaarlijk nu, anders dan Iriszorg stelt te doen, werknemer onbestreden heeft verklaard dat het hem niet bekend is dat bij indiensttreding is gevraagd naar zijn ervaring met conflictbeheersing en dat hij die ervaring ook maar beperkt (en verouderd) heeft. Het uitblijven van agressietraining voor werknemer is daarnaast zwaarwegend nu – eveneens onbestreden – door werknemer erop is gewezen dat zich eerder een agressie-incident heeft voorgedaan bij Sancta Maria. Voor recht wordt verklaard dat Iriszorg en VvAA aansprakelijk zijn voor de schade als gevolg van het arbeidsongeval.
In een deelgeschilprocedure kan niet worden verwezen naar de schadestaatprocedure. In zoverre wordt het verzoek afgewezen. Bespreking van de genoemde schadeposten dient dan ook geen doel, behoudens voor zover het het gevorderde voorschot op de immateriële schade betreft. Volgens Iriszorg en VvAA is met hetgeen tot op heden aan smartengeld is voldaan (€ 5.750), de geleden schade vergoed. Zij miskent daarmee allereerst dat het bedrag dat door het Schadefonds geweldsmisdrijven is vergoed, door werknemer moet worden terugbetaald op de voet van artikel 6 Wet schadefonds geweldsmisdrijven. De door werknemer reeds ontvangen smartengeldvergoeding komt dus neer op € 2.750. Gelet op de aard en de impact van de gebeurtenis, het fysieke letsel dat tot op de dag van vandaag behandeling behoeft en het geestelijk letsel dat in voldoende mate blijkt uit de brief van drs. Reintjes en dat moet worden geduid als een in de psychiatrie erkend ziektebeeld, komt werknemer bij wege van voorschot in ieder geval een bedrag toe van € 8.000.