Naar boven ↑

Rechtspraak

werkgeefster/werkneemster
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Haarlem), 11 oktober 2013
ECLI:NL:RBNHO:2013:11290

werkgeefster/werkneemster

Voorwaardelijke ontbinding arbeidsovereenkomst medewerkster verkoop binnendienst wegens reorganisatie. Onverkorte toepassing sociaal statuut leidt tot een evident onbillijke uitkomst. Vergoeding € 50.000

Werkneemster (57 jaar) is sinds 18 maart 1991 bij werkgeefster in dienst, laatstelijk in de functie van medewerkster verkoop binnendienst. Werkgeefster is een verkoop- en montagebedrijf van kunststof kozijnen en deuren, glas en aanverwante producten. Na verkregen toestemming is de arbeidsovereenkomst van werkneemster wegens bedrijfseconomische redenen opgezegd. Werkneemster heeft de nietigheid ingeroepen van deze opzegging op grond van het feit dat door het lidmaatschap van de personeelsvertegenwoordiging een opzegverbod geldt. Het sociaal statuut bevat een suppletieregeling van 15% boven op de WW-uitkering voor de duur van maximaal een jaar en een bijdrage van € 2.500 voor outplacement of omscholing. Thans verzoekt werkgeefster voorwaardelijke ontbinding. Werkgeefster is van oordeel dat er geen reden is om af te wijken van de regeling in het sociaal statuut.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Werkgeefster heeft voldoende aangetoond dat de grondslag van haar verzoek niet is gelegen in het feit dat werkneemster lid is van de personeelsvertegenwoordiging. De arbeidsovereenkomst wordt wegens de noodzaak tot reorganisatie en de daaruit voortvloeiende veranderingen in de omstandigheden ontbonden. Of het afspiegelingsbeginsel juist is gehanteerd, wordt in het midden gelaten. Werkneemster heeft immers ter zitting verklaard dat de relatie met werkgeefster inmiddels dermate is verstoord dat zij terugkeer naar haar werkzaamheden bij werkgeefster ook niet meer mogelijk acht. Aan werkneemster wordt een vergoeding toegekend. Dat het onderhavige sociaal statuut tot stand is gekomen met vakorganisaties is niet gebleken. Wel heeft werkgeefster gesteld dat de personeelsvertegenwoordiging met het sociaal statuut heeft ingestemd. Dat laatste wordt door werkneemster bestreden. Los van de wijze van totstandkoming van het sociaal statuut leidt onverkorte toepassing daarvan tot een evident onbillijke uitkomst voor werkneemster. De vergoeding wordt daarom niet conform het sociaal statuut vastgesteld. Werkgeefster heeft haar slechte financiële omstandigheden onvoldoende onderbouwd. Zij heeft in het bijzonder, gelet op het gemotiveerde verweer van werkneemster, onvoldoende aannemelijk gemaakt dat geen gebruik zou kunnen worden gemaakt van de financiële relatie en financieringsmogelijkheden van de houdstermaatschappij, die ten behoeve van werkgeefster de in artikel 2:403 BW bedoelde verklaring van aansprakelijkstelling heeft afgegeven, terwijl uit de geconsolideerde jaarrekening van 2012 blijkt dat sprake is van een positief eigen vermogen. Alle omstandigheden in aanmerking genomen, wordt een vergoeding van € 50.000 bruto billijk geacht.