Naar boven ↑

Rechtspraak

werkgeefster/werknemer
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 14 november 2013
ECLI:NL:RBZWB:2013:10543

werkgeefster/werknemer

Afwijzing ontbindingsverzoek vanwege verband met overgang van onderneming. Instellen loonvordering kan werknemer niet worden tegengeworpen

Werknemer is in 2010 in dienst getreden van een rechtsvoorganger van werkgeefster in de functie medewerker algemene dienst. Op 1 juni 2013 is werknemer krachtens overgang van onderneming in dienst gestreden van werkgeefster. Nog voor de overname is werknemer een vaststellingsovereenkomst ter beƫindiging van het dienstverband voorgelegd. Werknemer heeft het aanbod geweigerd. Werkgeefster heeft vervolgens de loonbetaling gestopt, waarna werknemer een kort geding aanhangig heeft gemaakt. Thans verzoekt werkgeefster ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Gesteld wordt dat er niet langer sprake kan zijn van een vruchtbare en harmonieuze samenwerking tussen partijen dan wel tussen werkgeefsters levenspartner en werknemer. Werknemer heeft de keuze gemaakt om haar bij de start van de onderneming met een groot probleem op te zadelen door een voorlopige voorziening aanhangig te maken.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Uit de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling aan de orde is gekomen is voldoende aannemelijk geworden dat de verzochte ontbinding samenhangt met de overgang van onderneming. In het kader van deze overname is door werkgeefster immers reeds getracht de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden te beƫindigen. Toen werknemer weigerde hieraan mee te werken heeft werkgeefster werknemer vervolgens een nieuwe arbeidsovereenkomst aangeboden waarin een werkweek van 25 uur per week, in plaats van de geldende 30 uur per week, was opgenomen. Werkgeefster stelt dat zij te weinig werk heeft voor werknemer. Deze situatie is uitsluitend door de overname ontstaan.

Ten aanzien van de gestelde verstoorde arbeidsrelatie wordt overwogen dat het feit dat werknemer een voorlopige voorziening jegens werkgeefster aanhangig heeft gemaakt niet aan hem kan worden tegengeworpen. Werknemer heeft immers het recht om een dergelijke procedure jegens zijn werkgeefster aanhangig te maken. Werkgeefster heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de verhouding tussen partijen zodanig verstoord is geraakt dat voortzetting van het dienstverband niet langer tot de mogelijkheden behoort. Volgt afwijzing van het ontbindingsverzoek.