Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Nuon Personeelsbeheer B.V.
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 26 november 2013
ECLI:NL:RBAMS:2013:7931

werknemer/Nuon Personeelsbeheer B.V.

Met het arrest van de Hoge Raad (Nuon/Olbrych) is onherroepelijk komen vast te staan dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst vernietigd is, zodat de ontbindingsbeschikking zijn werking heeft gekregen. Wettelijke rente is door Nuon verschuldigd vanaf ontbindingsdatum en niet vanaf de datum van het arrest van de Hoge Raad

Werknemer is in dienst van Nuon. Zijn arbeidsovereenkomst is tegen 1 oktober 2006 opgezegd. Werknemer heeft zich op de vernietigbaarheid van de opzegging beroepen vanwege het ontbreken van een ontslagvergunning. Op 11 december 2006 is de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 januari 2007 voorwaardelijk ontbonden, waarbij aan werknemer een vergoeding van € 75.000 bruto is toegekend. Nuon heeft op 27 juli 2007 geweigerd de verhuiskosten van werknemer te betalen. Op grond van het arrest van de Hoge Raad (HR 24 februari 2012, AR 2012-0169 (Nuon/Personeelsbeheer B.V./Olbrych) komt vast te staan dat de opzegging rechtsgeldig is vernietigd en dat de arbeidsovereenkomst nog bestond op het moment van de ontbindingsbeschikking. Nuon betaalt de ontbindingsvergoeding in december 2012 aan werknemer, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 24 februari 2012. Thans vordert werknemer wettelijke rente over de ontbindingsvergoeding over de periode vanaf 1 januari 2007 tot 24 februari 2012. Daarnaast vordert hij schadevergoeding wegens het niet betalen van de verhuiskostenvergoeding.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Volgens vaste rechtspraak is de procedure ex artikel 7:685 BW erop gericht een spoedige beslissing omtrent de beëindiging van de arbeidsovereenkomst te verkrijgen (zie o.m. HR 21 oktober 1983, NJ 1984/296 en HR 5 september 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2417). Voorts richt de voorwaarde in de beschikking, waaronder de ontbinding van de arbeidsovereenkomst is toegewezen en die aan de betaling van de vergoeding is gegeven, zich op de rechtsgeldigheid van de door Nuon gedane opzegging van de arbeidsovereenkomst en niet op het in kracht van gewijsde gaan van een rechtelijke uitspraak omtrent de nietigheid van de opzegging. Nu onherroepelijk vast is komen te staan dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst vernietigd is, zodat de arbeidsovereenkomst voortduurde waardoor de ontbindingsbeschikking zijn werking heeft gekregen, betekent dit dat Nuon de wettelijke rente is verschuldigd vanaf 1 januari 2007, de ontbindingsdatum. De gevorderde wettelijke rente wordt met inachtneming van artikel 6:119 lid 2 BW toegewezen.

De kantonrechter kwalificeert de aan werknemer gedane toezegging over de verhuiskosten bij brief van 28 juli 2006 als een eenzijdige rechtshandeling. De vraag of Nuon die eenzijdige rechtshandeling voor aanvaarding door werknemer heeft herroepen behoeft niet te worden beantwoord, omdat zelfs in het geval werknemer die toezegging tijdig heeft aanvaard en Nuon daaraan is gebonden werknemer na 27 juli 2007 niet binnen vijf jaar de vordering heeft gestuit of een rechtsvordering heeft ingesteld. De primair gevorderde schadevergoeding wegens het niet betalen van de verhuiskostenvergoeding en de subsidiair gevorderde verhuiskostenvergoeding worden afgewezen.