Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/werkgever
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Haarlem), 10 december 2013
ECLI:NL:RBNHO:2013:12401

werkneemster/werkgever

Arbeidsovereenkomst wordt op verzoek van werkneemster gedurende de opzegtermijn ontbonden. Er wordt geen vergoeding toegekend, omdat toekenning van een ontbindingsvergoeding ertoe zou kunnen leiden dat werkneemster geen schadevergoeding ex artikel 7:681 BW meer zou kunnen vorderen

Werkneemster is sinds 1997 in dienst als tandartsassistente. Sinds 8 augustus 2011 is zij arbeidsongeschikt. Zij ontvangt vanaf 5 augustus 2013 een 80-100% WGA/WIA-uitkering. Op 28 oktober 2013 heeft het UWV toestemming verleend voor opzegging van de arbeidsovereenkomst. Bij brief van 30 oktober 2013 heeft werkgever de arbeidsovereenkomst met werkneemster opgezegd tegen 1 februari 2014. Thans verzoekt werkneemster ontbinding onder toekenning van een vergoeding van € 16.862,14 bruto. De grondslag voor de verzochte schadevergoeding bestaat in het verwijt dat werkgever treft aangaande de oorzaak van de verstoring van de arbeidsrelatie, zijn aandeel in de problematiek met werkneemster, het nadeel dat werkneemster ondervindt doordat zij niet kon en kan re-integreren in haar functie bij werkgever, de tekortkomingen van werkgever bij de re-integratie van werkneemster en de inkomensschade die werkneemster ondervindt en nog zal ondervinden.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft werkneemster naar voren gebracht dat de situatie voor haar persoonlijk thans dermate zwaar is (geworden) dat zij om tot rust te kunnen komen nog voor 1 februari 2014 een einde aan het dienstverband wenst te bereiken. Deze wens is, gelet op de situatie waarin zij is komen te verkeren, een te respecteren belang en vormt een voldoende verandering in de omstandigheden om de ontbinding van de arbeidsovereenkomst reeds thans uit te spreken. De wijze waarop werkneemster de door haar verzochte vergoeding heeft onderbouwd duidt erop dat zij van oordeel is dat de handelwijze van werkgever ertoe heeft geleid dat haar herstel en/of re-integratie werd(en) belemmerd. Aldus valt dit verzoek veeleer binnen het beoordelingskader van een vordering op grond van artikel 7:681 BW. In deze verzoekschriftprocedure kan niet worden vastgesteld of de gedragingen van werkgever inderdaad tot het door werkneemster gestelde gevolg hebben geleid. Daarbij speelt mede een rol dat de dramatische gebeurtenis waar werkneemster mee werd geconfronteerd (verlies van haar dochtertje) geheel in haar persoonlijke levenssfeer is gelegen en dat werkgever daar geheel buiten staat. Bij toekenning van een vergoeding in het kader van deze verzoekschriftprocedure zou er rekening mee moeten worden gehouden dat de arbeidsovereenkomst zonder ontbinding in ieder geval al op 1 februari 2014 zou eindigen. Daarbij komt dat toekenning van een ontbindingsvergoeding er voorts toe zou kunnen leiden dat werkneemster geen schadevergoeding ex artikel 7:681 BW zou kunnen vorderen. De kantonrechter acht het niet juist om werkneemster die mogelijkheid te ontnemen door haar thans een vergoeding toe te kennen. Volgt ontbinding zonder toekenning van een vergoeding.