Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Window Gard Safety & Sun B.V.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Leeuwarden), 24 december 2013
ECLI:NL:GHARL:2013:9932

werknemer/Window Gard Safety & Sun B.V.

Geen arbeidsovereenkomst ondanks schriftelijke ‘arbeidsovereenkomst’. Overeenkomst aangegaan ter ontduiking van belastingheffing directrice, tevens (ex-)partner van werknemer

Werknemer (inmiddels 75 jaar) is gehuwd met A. A is directrice en bestuurder van Window Gard. Partijen hebben op 1 december 2005 een schriftelijke overeenkomst ondertekend waarin onder het opschrift ‘arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd’ staat dat werknemer als senior consultant voor onbepaalde tijd in dienst treedt van Window Gard, met een werkweek van 40 uur en tegen een brutosalaris van € 2.435 per maand exclusief vakantietoeslag. Window Gard heeft van december 2005 tot november 2010 maandelijks een bedrag aan werknemer overgemaakt, laatstelijk ter hoogte van € 2.840,63 netto. Werknemer vordert loon vanaf december 2010. Window Gard stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van een arbeidsovereenkomst, dan wel dat deze nietig is, omdat deze enkel is aangegaan met als doel belastingheffing te ontduiken. De kantonrechter oordeelde dat geen sprake was van een arbeidsovereenkomst. Tegen dit oordeel keert werknemer zich in hoger beroep.

Het hof oordeelt als volgt. Het hof stelt voorop dat volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad de aard van de overeenkomst niet wordt bepaald door de naam die partijen daaraan geven. Anders dan werknemer veronderstelt, moet bij het vaststellen van de overeengekomen verplichtingen gelet worden op alle omstandigheden van het geval en niet alleen op de schriftelijke tekst van de overeenkomst, zie bijvoorbeeld HR 10 oktober 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF9444. In die zaak stond vast dat partijen bij het, als arbeidsovereenkomst aangeduide, schriftelijke contract nooit de bedoeling hebben gehad dat de als werknemer aangeduide persoon werkzaamheden zou gaan verrichten voor de als werkgeefster aangeduide vennootschap, en ook stond vast dat de ‘werknemer’ nimmer werkzaamheden heeft verricht. De overeenkomst had, zo oordeelde de Hoge Raad in dat geval, klaarblijkelijk geen andere strekking dan aan de werknemer een bijdrage in de kosten van zijn levensonderhoud te verschaffen, en derhalve bevat de tussen partijen gesloten overeenkomst niet de verplichting tot het verrichten van arbeid en behelst zij evenmin het element van de gezagsverhouding, zodat de overeenkomst niet als een arbeidsovereenkomst kan worden getypeerd. Welke bedoeling partijen bij het sluiten van de overeenkomst hadden, kan worden afgeleid uit de wijze waarop zij uitvoering aan de overeenkomst hebben gegeven (vgl. ECLI:NL:HR:1997:ZC2495 en ECLI:NL:HR:2007:BA6231). Het hof is van oordeel dat incidenteel vervoer en aanwezigheid bij beurzen zeer wel verklaard kan worden door de affectieve relatie die werknemer met A had, zoals Window Gard heeft aangevoerd. Ook voor de visitekaartjes heeft Window Gard een verklaring gegeven die plausibel is. Werknemer heeft niet nader onderbouwd waarom hij ‘het gezicht’ zou zijn van Window Gard en welke arbeidsrechtelijke betekenis daaraan toekomt. Ook overigens heeft werknemer geen feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit moet worden afgeleid dat hij verplicht was arbeid te verrichten die voor Window Gard van waarde was. Met zijn stelling dat, gelet op artikel 7:628 lid 1 BW, in het midden kan blijven of hij feitelijk een 40-urige werkweek had, zoals in de overeenkomst staat, omdat het aan de werkgever is om voor voldoende werk te zorgen, miskent werknemer dat er dan wel een arbeidsovereenkomst moet zijn en dus ook sprake moet zijn van een verplichting tot het verrichten van arbeid. Naar het oordeel van het hof is in casu geen sprake van een arbeidsovereenkomst.