Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 29 november 2013
ECLI:NL:RBMNE:2013:7692
werkgever/werkneemster
Werkneemster is sinds 1985 in dienst. Zij is sinds 2008 als vertegenwoordiger van werkgever voorzitter van het bestuur van het pensioenfonds. Sinds 2010 is zij directeur Legal & HR. In 2012 is de functie van werkneemster gesplitst en is een nieuwe directeur HR aangesteld. In 2013 heeft de COR positief geadviseerd over het laten vervallen van de functie van werkneemster. Tegen eind 2013 is de uitvoeringsovereenkomst met het pensioenfonds opgezegd. Op grond hiervan heeft het fonds eind september 2013 moeten besluiten om op termijn tot liquidatie over te gaan. Werkgever verzoekt thans ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Gelet op de verslechterde financiële situatie is het niet meer te verantwoorden dat er een aparte directiepositie voor Legal blijft bestaan. Werkneemster beroept zich op de reflexwerking van het opzegverbod ex artikel 104 Pensioenwet.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Niet juist is de zienswijze dat slechts ruimte is voor reflexwerking van het opzegverbod indien de ontbinding wordt verzocht wegens het vervullen van de functie van bestuurder van een pensioenfonds. Het opzegverbod van artikel 104 lid 5 van de Pensioenwet is een tijdens-verbod. Gelet op de memorie van toelichting bij dit wetsartikel (Kamerstukken II 2005/06, 30412, nr. 3) en het feit dat het verzoek wordt gedaan tijdens de periode dat het opzegverbod van artikel 104 lid 5 van de Pensioenwet geldt, houdt het verzoek alleen al daarom verband met een opzegverbod. De aangevoerde bedrijfseconomische redenen zijn niet zo zwaarwegend dat toch tot ontbinding moet worden overgegaan. Nu het lidmaatschap van het bestuur pas eindigt wanneer het fonds daadwerkelijk leeg zal zijn (over ongeveer een jaar), zal werkneemster de ontslagbescherming niet op korte termijn verliezen. Voorts kan op grond van de stellingen van partijen niet uitgesloten worden dat het verzoek niet alleen tijdens, maar deels ook wegens het vervullen van de functie van bestuurder van het fonds is gedaan. Op een brief van werkneemster over premieverhoging door het pensioenfonds is boos door werkgever gereageerd. Niet uitgesloten kan worden dat deze kwestie, ook al is het alleen een procedurekwestie geweest, evenals de daarop gevolgde gang van zaken rond de opzegging van de uitvoeringsovereenkomst, een rol kan hebben gespeeld bij de beslissing in augustus 2013 om de functie van werkneemster te laten vervallen en haar taken op het gebied van labour affairs onder te brengen bij de nieuwe directeur HR. Volgt afwijzing van het ontbindingsverzoek.