Rechtspraak
Rechtbank Limburg (Locatie Maastricht), 23 januari 2014
ECLI:NL:RBLIM:2014:881
werkneemster c.s./Kobelco Welding of Europe B.V.
Werkneemster is lid van de ondernemingsraad en kaderlid van de vakbond. Zij heeft een pamflet verspreid waarop onjuistheden zijn vermeld over het standpunt van werkgever(sorganisaties) omtrent een ploegentoeslag. Werkneemster is geschorst. In de onderhavige procedure vordert zij wedertewerkstelling.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Bij beschikking van heden wordt het ontbindingsverzoek afgewezen (zie AR 2014-0096). In elk geval met ingang van heden is daardoor de weigering van de werkgever om werkneemster tot haar werkzaamheden toe te laten onrechtmatig. Werkneemster heeft bij die toelating een spoedeisend belang, dat de werkgever ook niet heeft betwist. Voor zover er al plaats is voor een – in de ontbindingsprocedure niet reeds gemaakte – afweging van het belang van werkgever om werkneemster langer buiten zijn bedrijf te houden tegen het belang van werkneemster om haar werk te kunnen hervatten, valt deze in het nadeel van werkgever uit. Het zal misschien niet makkelijk zijn voor werkneemster om haar werk te hervatten – mede gelet op hetgeen collega's ten nadele van haar hebben verklaard – maar werkneemster heeft zich daartoe bereid en in staat verklaard. Ook voor werkgever en de betrokken collega's zal de terugkeer van werkneemster misschien een ongemakkelijke situatie opleveren. Van een goed werkgever kan echter worden gevergd dat hij, ook onder deze omstandigheden, de gerechtvaardigde terugkeer van werkneemster naar beste kunnen faciliteert. Werkgever wordt veroordeeld in de door werkneemster gemaakte proceskosten en in de kosten van haar pogingen om buiten rechte voldoening te verkrijgen. Nu werkgever de kantonrechter er niet van heeft overtuigd dat hij vrijwillig aan dit vonnis zal voldoen, wordt ook de dwangsom toegewezen. De proceskosten van FNV Bondgenoten als gevoegde partij hoeven niet door werkgever te worden betaald. FNV Bondgenoten heeft dit niet gevorderd en de kantonrechter ziet hiertoe, mede gelet op de datum van indiening van het verzoek en het feit dat de beschikking waarmee dit werd ingewilligd de werkgever ter zitting nog niet had bereikt, geen (ambtshalve) grond.