Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/Guidion Nederland B.V.
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 3 februari 2014
ECLI:NL:RBAMS:2014:522

werkneemster/Guidion Nederland B.V.

Arbeidsovereenkomst oproepkracht (bepaalde tijd) wordt zonder verkregen toestemming tussentijds opgezegd. Toewijzing vordering ter hoogte van acht maandsalarissen, terwijl werkneemster maar vier maanden heeft gewerkt, leidt niet tot wanverhouding.

Werkneemster is als oproepkracht voor de duur van een jaar in dienst getreden van Guidion. In de arbeidsovereenkomst is een tussentijds opzegbeding overeengekomen. Op enig moment heeft Guidion besloten werkneemster niet meer op te roepen. In april 2013 is aangekondigd dat de arbeidsovereenkomst eindigt. Werkneemster stelt dat zij conform het bepaalde in artikel 7:610b BW recht heeft op een arbeidsduur van 23 uur per week en dat zij zich voor deze uren beschikbaar heeft gehouden. Zij heeft een beroep gedaan op de vernietigbaarheid van de opzegging en vordert gefixeerde schadevergoeding. Guidion voert geen verweer tegen de arbeidsduur van 23 uur per week. Wel voert Guidion aan dat de arbeidsovereenkomst tussentijds opzegbaar is, dat bij onregelmatige opzegging de schadevergoeding gelet op de duur van de opzegtermijn van één maand het bedrag van € 770,96 bruto bedraagt en dat Guidion dat bedrag in augustus 2013 aan werkneemster heeft uitbetaald.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Vast staat dat Guidion werkneemster niet meer heeft opgeroepen en dat werkneemster geen werkzaamheden meer voor Guidion heeft verricht. Weliswaar heeft Guidion de arbeidsovereenkomst met werkneemster niet expliciet opgezegd, maar in het geval van een oproepovereenkomst als die van werkneemster is feitelijk het niet verder oproepen van een werknemer hetzelfde als het opzeggen van de overeenkomst. Dat de oproepovereenkomst van werkneemster een tussentijds opzegbeding bevat, maakt dit niet anders. Guidion heeft ten onrechte geen ontslagvergunning aangevraagd. Door het tijdig inroepen van de nietigheid van de opzegging is de oproepovereenkomst van werkneemster dus niet geëindigd. Aldus heeft werkneemster terecht aanspraak gemaakt op loondoorbetaling op basis van 23 uur per week, tot het einde van de overeengekomen contractsduur. Door het benoemen van haar vordering als gefixeerde schadevergoeding, heeft werkneemster niet alsnog berust in het einde van de arbeidsovereenkomst. Het beroep op matiging van de loonvordering faalt. Dat werkneemster slechts vier maanden heeft gewerkt en bij toewijzing van de vordering over nog acht maanden salaris zou ontvangen, kan niet tot afwijzing of matiging van de vordering leiden. Mede gelet op de bepaalde tijd van de oproepovereenkomst is bij toewijzing van de vordering van werkneemster geen sprake van een wanverhouding (vgl. ECLI:NL:HR:2012:BV7347, AR 2012-0509).