Naar boven ↑

Rechtspraak

Stena Line/Ondernemingsraad Stena Line
Gerechtshof Den Haag (Locatie 's-Gravenhage), 29 januari 2013
ECLI:NL:GHDHA:2013:5126

Stena Line/Ondernemingsraad Stena Line

Wijziging pensioengrondslag is een instemmingsplichtig voorgenomen besluit ex artikel 27 WOR. Primaire arbeidsvoorwaarden versus instemmingsrecht. Vervangende toestemming rechter wegens onredelijke onthouding van instemming OR.

Arrest van het Hof Den Haag dat aanleiding gaf tot de beschikking van de Hoge Raad 24 januari 2014, AR 2014-0072. Binnen Stena Line zijn drie verschillende arbeidsvoorwaardenpakketten van toepassing. Een van die pakketten betreft het kantoorpersoneel. Artikel 6 lid 3 van het huidige pensioenreglement voor het kantoorpersoneel luidt als volgt: ‘Het pensioengevend salaris is 12 x het maandsalaris (…) vermeerderd met de vakantietoeslag en de overeengekomen vaste uitkeringen. (…)’. Stena Line betaalt haar kantoorpersoneel een roostertoeslag voor werk gedurende anormale uren (hierna ook ORT genoemd). Stena Line meent dat het ORT niet behoort tot het pensioengevend salaris. Volgens Stena Line is het nooit de bedoeling geweest de ORT pensioengevend te maken. Dat de ORT nooit pensioengevend was, moge, aldus Stena Line, ook blijken uit het feit dat in juni 2006 de vakbonden nog voorgesteld hebben om de ORT pensioengevend te maken (in welk verzoek Stena Line niet is meegegaan).

Het hof oordeelt als volgt. Nu het met de vakbonden niet is gekomen tot een regeling ten aanzien van de pensioengevendheid van de ORT, dient Stena Line zich met betrekking tot dat onderwerp te wenden tot de OR om een wijziging als voorgestaan (waarbij de systematiek van de pensioenopbouw wordt gewijzigd) te realiseren. Naar het oordeel van het hof is het voorgenomen besluit dat hier aan de orde is (op de voet van art. 27 van de WOR) instemmingsplichtig. Terecht heeft Stena Line zich dan ook tot de kantonrechter gewend om de vereiste instemming van de OR te verkrijgen. Waar de OR de lezing die Stena Line gegeven heeft met betrekking tot de ontstaansgeschiedenis van de zinsnede ‘overeengekomen vaste uitkeringen’ niet gemotiveerd bestreden heeft, kan er in rechte vanuit gegaan worden dat het nooit de bedoeling geweest is de ORT onderdeel uit te laten maken van het pensioengevend salaris. Tegen die achtergrond en in aanmerking genomen het gegeven dat op grond van het arrest van dit hof van 9 november 2010 (eerder tussenarrest van het Hof Den Haag) de bepaling zoals die thans luidt (niet beoogde) negatieve financiële consequenties heeft voor Stena Line, is het hof van oordeel dat de weigering van de OR om de gevraagde instemming te verlenen, onredelijk is. Met betrekking tot voorgaande is ook nog van belang dat door de wijziging aanspraken van werknemers die gegrond zijn op de tekst van het pensioenreglement zoals die thans luidt, niet per definitie komen te vervallen.