Rechtspraak
Rechtbank Noord-Nederland (Locatie Leeuwarden), 28 januari 2014
ECLI:NL:RBNNE:2014:1216
werknemer/werkgeefster
Werknemer is sinds 2006 in dienst als vertegenwoordiger bekisting. In de arbeidsovereenkomst is een concurrentie- en relatiebeding (voor de duur van twee jaar na einde arbeidsovereenkomst) opgenomen. Werkgeefster is onderdeel van een groep vennootschappen. Nadat voor werknemer een ontslagvergunning is aangevraagd, is hij vrijgesteld van werkzaamheden. De arbeidsovereenkomst van werknemer is na verkregen toestemming wegens bedrijfseconomische redenen opgezegd tegen 1 november 2012. Werknemer stelt dat de opzegging kennelijk onredelijk is. Hij voert aan dat sprake is van een valse of voorgewende reden en beroept zich op het gevolgencriterium.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Werkgeefster heeft mede aan de hand van jaarrekeningen en een prognose voldoende onderbouwd dat haar bedrijfseconomische positie in aanmerkelijke mate is verslechterd. De kern van het bezwaar van werknemer tegen de door werkgeefster aan de aanvraag voor een ontslagvergunning overgelegde financiële stukken komt erop neer dat er willens en wetens lasten die ten laste van andere vennootschappen dan werkgeefster dienen te komen niet aan deze vennootschappen zijn doorbelast. Dit bezwaar kan werknemer evenwel niet baten. Het is aan werkgeefster en de gelieerde vennootschappen om te bepalen op welke wijze lasten binnen het concernverband in rekening worden gebracht en bij welke vennootschap zulks geschiedt. Dit valt binnen de beleidsvrijheid van de ondernemer c.q. de onderneming. Van een valse of voorgewende reden voor ontslag is geen sprake.
Bij de beoordeling van het beroep op het gevolgencriterium spelen diverse omstandigheden een rol (zie Hof Arnhem 7 juli 2009, ECLI:NL:GHARN:2009:BJ1688 en Hof Leeuwarden 18 augustus 2009, ECLI:NL:GHLEE:2009:BJ5810). Alle omstandigheden in aanmerking genomen, wordt in dit geval geoordeeld dat de opzegging kennelijk onredelijk is, omdat werkgeefster op onderdelen in strijd met de normen van goed werkgeverschap heeft gehandeld. Er was namelijk geen zwaarwegende grond voor de non-actiefstelling. Daarnaast moest werknemer per direct de leaseauto inleveren, dit terwijl hij de leaseauto op grond van de arbeidsovereenkomst tot een bepaalde kilometrage óók privé mocht gebruiken. Verder wordt onder andere nog meegewogen dat de grond voor ontslag in de risicosfeer van werkgeefster valt, werknemer (ten tijde van het ontslag 53 jaar oud) altijd goed heeft gefunctioneerd en geen voorziening voor werknemer is getroffen. Er wordt een schadevergoeding van € 7.500 toegekend. Werknemer heeft zich nog op vernietiging van het concurrentiebeding beroepen. Geoordeeld wordt dat werknemer onbillijk wordt benadeeld door het concurrentiebeding, voor zover dit de duur van één jaar te boven gaat. Het concurrentiebeding wordt gedeeltelijk vernietigd.