Naar boven ↑

Rechtspraak

Aviapartner Cargo B.V./FNV Bondgenoten
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 17 maart 2014
ECLI:NL:RBMNE:2014:1052

Aviapartner Cargo B.V./FNV Bondgenoten

Oproepen tot collectieve acties bij vrachtafhandelaar Aviapartner op Schiphol is niet onrechtmatig. Belangengeschil ex artikel 6 lid 4 ESH. Geen misbruik van recht.

Aviapartner houdt zich bezig met het laden en lossen van vrachtvliegtuigen en het ten behoeve van import en export opslaan en verplaatsen van vracht op de luchthaven Schiphol. Eind 2012 en begin 2013 hebben Aviapartner, FNV Bondgenoten en De Unie onderhandeld over een nieuwe cao. Aviapartner en FNV Bondgenoten hebben daarover geen overeenstemming bereikt. Met alleen De Unie heeft Aviapartner een cao afgesloten, en wel voor de periode van 1 oktober 2012 tot en met 31 december 2013. Deze cao is op en na 1 januari 2014 stilzwijgend verlengd. FNV Bondgenoten heeft in november 2013 na een ledenraadpleging voorstellen gedaan voor een nieuwe cao, waaronder een looneis van 3%. In het overleg van 24 februari 2014 heeft Aviapartner haar bedrijfseconomische positie uiteengezet. Zij stelde zich op het standpunt dat er onder de gegeven omstandigheden niet kan worden ingestemd met de voorstellen van FNV Bondgenoten, omdat er geen ruimte is voor een nieuwe cao die ertoe leidt dat de personeelskosten stijgen. Bij brief van 14 maart 2014 heeft FNV Bondgenoten aan Aviapartner een ‘ultimatum’ gesteld dat op 16 maart 2014 om 23:00 uur is afgelopen zonder dat Aviapartner zich tot verder overleg over een met FNV Bondgenoten af te sluiten cao voor het kalenderjaar 2014 bereid heeft verklaard. Aviapartner vordert in dit kort geding FNV Bondgenoten te verbieden haar leden op te roepen tot het houden van werkstakingen en/of andere vormen van collectieve acties, zoals door FNV Bondgenoten is aangekondigd. Volgens Aviapartner is geen sprake van een belangengeschil in de zin van artikel 6 lid 4 ESH.

De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Aviapartner heeft betoogd dat FNV Bondgenoten niet tot collectieve acties mag oproepen, omdat nog in het geheel geen onderhandelingen over een nieuwe cao zijn gevoerd. Dit betoog wordt niet gevolgd. Bij e-mail van 15 januari 2014 heeft de heer X er namens Aviapartner mee ingestemd om ‘Cao onderhandeling(en)’ te voeren, waarvoor uiteindelijk de data van 24 februari en 7 maart 2014 zijn vastgelegd. Deze reactie van Aviapartner heeft FNV Bondgenoten redelijkerwijs aldus mogen opvatten dat Aviapartner met haar het overleg over een nieuwe cao wenste te voeren. Aviapartner kon nadien niet eenzijdig het karakter van het geplande overleg wijzigen. Aviapartner heeft ook bij brief van 12 maart 2014 (waarin het standpunt werd ingenomen dat van cao-onderhandelingen geen sprake was geweest) nog laten weten een cao, waarbij behalve De Unie ook FNV Bondgenoten weer partij is, toe te juichen. Kennelijk zat voor haar de pijn – enkel – in de verzwaring van de personeelskosten die van een nieuwe cao mogelijk het gevolg zou zijn. Aan het voorgaande doet niet af dat Aviapartner jegens De Unie gebonden was aan de voortgezette CAO 2012-2013. Uit het feit dat De Unie de CAO 2012-2013 aan haar niet had opgezegd, heeft Aviapartner niet de gevolgtrekking kunnen verbinden dat zij door deze vakbond aan die cao zou worden gehouden en dat het haar niet vrij stond – (ook) met FNV Bondgenoten – een nieuwe cao af te sluiten die met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2014 voor een jaar zou gelden. Tussen Aviapartner en FNV Bondgenoten was, en is, sprake van een belangengeschil als bedoeld in artikel 6 lid 4 ESH. Bij het geschil over de vraag of de nieuwe cao het voortbestaan van de onderneming en de werkgelegenheid niet in gevaar brengt, gaat het immers bij uitstek om een geschil dat onderwerp kan zijn van collectieve onderhandelingen. Resteert de vraag of FNV Bondgenoten door haar oproep tot collectieve acties misbruik van recht maakt. Nog afgezien van de vraag of voor een toetsing aan artikel 3:13 BW in een constellatie als de onderhavige plaats is – verdedigbaar is dat deze toets opgaat in de vraag naar de proportionaliteit van de inzet van het stakingswapen –, heeft Aviapartner onvoldoende gesteld om te kunnen concluderen dat hier van misbruik van recht sprake is. Volgt afwijzing van de vordering.