Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgever
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 6 november 2013
ECLI:NL:RBZWB:2013:10735

werknemer/werkgever

Werknemer heeft na overgang van onderneming recht op dezelfde reiskostenvergoeding als die hij bij vervreemder had. Aan gewijzigde arbeidsovereenkomst komt geen rechtsgevolg toe, omdat rechtsbescherming wegens overgang van onderneming van openbare orde is.

Na een overgang van onderneming is werknemer begin 2011 van rechtswege in dienst getreden van werkgever. Aanvankelijk bleef de beloning, inclusief reiskostenvergoeding, van werknemer dezelfde als voorheen bij de vervreemder. Tot en met april 2011 heeft werkgever hem een reiskostenvergoeding van € 468 per maand uitbetaald. In het kader van harmonisatie van arbeidsvoorwaarden heeft werknemer op 27 mei 2011 een nieuwe arbeidsovereenkomst ondertekend. Vanaf juni 2011 bedroeg de reiskostenvergoeding € 210,08 per maand, te weten het maximum van het tarief in de arbeidsvoorwaardenregeling van werkgever. Werknemer stelt dat hij recht heeft op betaling van een reiskostenvergoeding van € 468 per maand.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Door de overgang verkreeg werkgever personeel van de vervreemder met andere arbeidsvoorwaarden dan het personeel dat werkgever reeds in dienst had. Deze andere arbeidsvoorwaarden zijn een rechtstreeks gevolg van de overgang van de onderneming. Dit rechtstreekse gevolg wilde werkgever wijzigen met een harmonisatie via een nieuw arbeidscontract. Dat nieuwe arbeidscontract had als ingangsdatum de dag van de overgang van de onderneming en wijzigde daarmee met terugwerkende kracht de rechtsgevolgen van de overgang van de onderneming. De conclusie is dat dit nieuwe arbeidscontract geen rechtsgevolg heeft ten aanzien van de wijziging van de reiskostenregeling, vanwege de rechtsbescherming die werknemer toekomt wegens de overgang van de onderneming. Deze rechtsbescherming is van openbare orde, zodat werknemer geen afstand heeft kunnen doen van zijn recht op een reiskostenvergoeding van € 468 per maand voor woon-werkverkeer. Deze conclusie is volledig in lijn met het arrest HvJ EG 6 november 2003, JAR 2003/297 (Martin/SBU), waarop werkgever zich vergeefs heeft beroepen. Werkgever heeft zich ook nog beroepen op rechtsverwerking, op artikel 6:248 lid 2 BW en artikel 7:611 BW maar hetgeen werkgever daartoe heeft aangevoerd is niet te verenigen met de rechtsbescherming van openbare orde die het Europese recht de werknemer biedt.