Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgever
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Leeuwarden), 27 mei 2014
ECLI:NL:GHARL:2014:4256

werknemer/werkgever

Bewijslast omvang toegezegd loon rust op werknemer. Geen sprake van omkering van de bewijslast.

Werknemer is 1 februari 2011 tot 1 december 2012 in dienst geweest van werkgever. Werknemer vordert thans loon. Hij heeft zijn vordering gegrond op de stelling dat partijen bij zijn benoeming tot General Manager zijn overeengekomen dat zijn brutomaandsalaris van € 3.750 met ingang van 1 januari 2012 verhoogd zou worden naar € 4.500. Werkgever heeft die afspraak volgens werknemer geschonden. Door hem in plaats van dat hogere salaris in de maanden januari, februari en maart 2012 naast € 3.750 aan salaris een ‘bruto functietoeslag’ van € 750 uit te betalen en zich vanaf april 2012 tot een brutosalaris van € 3.750 te beperken, heeft werkgever hem acht keer € 750 te weinig salaris betaald. Werkgever bestrijdt dat partijen zijn overeengekomen dat het salaris van werknemer per januari 2012 zou worden verhoogd. De drie betalingen van € 750 hebben naar haar zeggen een andere achtergrond: het betrof hier een functietoeslag die werknemer volgens afspraak zou krijgen, indien hij vóór de jaarwisseling een sluitende begroting en een stappenplan/businessplan zou aanleveren. Hoewel werknemer niet aan die voorwaarde had voldaan, heeft werkgever de toeslag toch drie keer uitbetaald, in de hoop dat werknemer haar alsnog zou vervullen. Toen werkgever in april 2012 moest concluderen dat het werknemer niet zou lukken om aan de bedoelde opdracht te voldoen, heeft zij de uitbetaling van de functietoeslag stopgezet. Van achterstallig loon is dus geen sprake.

Het hof oordeelt als volgt. Het hof is – met de kantonrechter – van oordeel dat werkgever met haar verweer de grondslag van de vordering bestrijdt. Anders dan werknemer meent is hier geen sprake van een bevrijdend verweer, in die zin dat werkgever de overeengekomen salarisverhoging zou erkennen, maar stelt dat deze afspraak onder voorwaarden was aangegaan. Werkgever betwist de loonsverhoging juist pertinent, en daarmee zet zij de bijl aan de wortel van de ingestelde vordering. Het gegeven dat zij die betwisting motiveert door feiten aan te voeren die de onjuistheid van de door werknemer gestelde afspraak kunnen aantonen, brengt niet mee dat de bewijslast omslaat naar die door werkgever gestelde feitelijkheden. Werknemer dient ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Rv zijn stelling dat partijen de salarisverhoging zijn overeengekomen te onderbouwen en hij heeft deze bij een gemotiveerde betwisting ook te bewijzen.