Rechtspraak
G4S Regional Management (Europe) B.V./werknemerRechtbank Amsterdam, 24 juni 2014
G4S Regional Management (Europe) B.V./werknemer
Werknemer is in 1993 in dienst getreden van (een rechtsvoorganger van) G4S. Sinds juli 2010 is hij werkzaam als Regional CEO-Europe. Op 28 oktober 2013 heeft werknemer zich ziek gemeld. Op 5 november 2013 is aangekondigd dat een vervanger de werkzaamheden van werknemer zal overnemen. Vanwege tegenvallende resultaten is werknemer geschorst en niet meer tot het werk toegelaten. Bij arrest van het Hof Amsterdam van 10 juni 2014 is de vordering tot wedertewerkstelling toegewezen (zie AR 2014-0591). Op 5 juni 2014 is werknemer op staande voet ontslagen, kort samengevat omdat gebleken is dat werknemer zich niet houdt aan de binnen het bedrijf geldende regels over het gebruik van de zakelijke creditcard en de wijze van verantwoording van dat gebruik. G4S vordert in de onderhavige procedure haar te ontheffen van de verplichtingen uit hoofde van het arrest van 10 juni 2014. Zij stelt dat geen sprake meer is van een arbeidsovereenkomst, zodat het niet mogelijk meer is werknemer toe te laten tot de werkzaamheden. In reconventie stelt werknemer dat het ontslag op staande voet nietig is. Hij vordert loondoorbetaling en wedertewerkstelling.
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Aannemelijk is geworden dat partijen het BBA expliciet van toepassing hebben verklaard op de arbeidsovereenkomst. De creditcarduitgaven van werknemer zijn beoordeeld met strikte toepassing van de in de onderneming geldende schriftelijke regels. Voorshands is echter aannemelijk dat die regels feitelijk niet onverkort op leden van het executive commitee plachten te worden toegepast. Niet betwist is dat werknemer niet eerder op zijn creditcarduitgaven is aangesproken. Dit gevoegd bij het feit dat G4S de wens had de relatie met werknemer te beëindigen, terwijl werknemer dat zelf niet wilde, geeft sterke aanleiding tot het vermoeden dat is gezocht ‘naar een stok om de hond te slaan’. Waarschijnlijker is dat in een bodemprocedure in het voordeel van werknemer zal worden beslist. Er zullen waarschijnlijk nog wel getuigen worden gehoord en ook over de gewijzigde e-mail kan verschillend worden gedacht. De uitkomst van een bodemprocedure is nog zo ongewis dat de reconventionele vorderingen worden afgewezen. De vordering om G4S te ontheffen van haar verplichtingen uit het arrest is niet toewijsbaar, maar het past de dwangsommen te schorsen onder de voorwaarde dat de dwangsommen zoals deze verschuldigd zullen zijn als het ontslag op staande voet vernietigd wordt, worden voldaan op de derdengeldenrekening van de advocaat van werknemer. De advocaat van werknemer zal deze gelden moeten terugbetalen aan G4S indien werknemer in de bodemprocedure in het ongelijk wordt gesteld, terwijl hij ze aan werknemer zal mogen uitkeren als werknemer in het gelijk wordt gesteld.