Rechtspraak
Gerechtshof Den Haag (Locatie 's-Gravenhage), 31 mei 2011
ECLI:NL:GHSGR:2011:5667
SDG c.s./werknemer
Werknemer is in 1998 in dienst getreden van SDG. De arbeidsovereenkomst tussen SDG en werknemer is op verzoek van SDG bij beschikking van de rechtbank te Arnhem van 24 juli 2002 ontbonden per 31 juli 2002 onder toekenning van een vergoeding aan werknemer van € 215.000 bruto, welk bedrag uiterlijk op 31 augustus 2002 door SDG had moeten worden betaald. Werknemer vordert in deze procedure dat alle (in)direct bestuurders van SDG hoofdelijk worden veroordeeld om hem te betalen het bedrag van € 183.255,42, welk bedrag bestaat uit het door SDG onbetaald gelaten deel van de ontbindingsvergoeding ad € 173.000 en een bedrag van € 10.255,42 ter zake van achterstallig loon, verschuldigde onkosten en wettelijke verhoging. Hieraan legt werknemer ten grondslag dat (indirect) bestuurders van SDG op grond van onrechtmatige daad (het opzettelijk niet betalen van de ontbindingsvergoeding) aansprakelijk zijn voor de schade die hij heeft geleden doordat zijn vordering door SDG niet is voldaan en als gevolg van het faillissement niet meer kon worden voldaan. De kantonrechter heeft de vordering van werknemer grotendeels toegewezen.
Het hof oordeelt als volgt. Geoordeeld moet worden dat SDG niet bij machte was de ontbindingsvergoeding te betalen. Werknemer heeft evenwel gesteld dat deze betalingsonmacht opzettelijk door de bestuurders is veroorzaakt. Daartoe stelt werknemer onder meer dat de bestuurders de aandeelhouders niet hebben gevraagd om extra leningen, SDG is leeggehaald en alle andere crediteuren wel zijn betaald. Naar het oordeel van het hof treffen deze verweren geen doel. Bijgevolg wordt het vonnis van de kantonrechter vernietigd.