Rechtspraak
Rechtbank Den Haag (Locatie 's-Gravenhage), 1 juli 2014
ECLI:NL:RBDHA:2014:8149
X/Waal Bouw Ontwikkeling Onderhoud & Renovatie
In maart 2010 is Bouwsupport door Waal Bouw ingehuurd voor het uitvoeren van specifieke transportwerkzaamheden op de bouwplaats met een zogenaamde verreiker. X is een van de twee vennoten van de vennootschap onder firma Bouwsupport. Tijdens zijn werkzaamheden had X op de rand van het kozijn van een uitsparing in de muur een rol vuilniszakken gelegd. Die rol is vervolgens in de leidingschacht gevallen. X heeft daarop door de uitsparing naar beneden gekeken en zag dat de vuilniszakken lagen op wat hij dacht dat een vloer was. Toen hij op de vloer in de liftschacht wilde gaan staan is hij daar doorheen gezakt en ongeveer 12 meter naar beneden gevallen. X heeft ernstig letsel opgelopen. In de onderhavige deelgeschilprocedure verzoekt X voor recht te verklaren dat Waal Bouw aansprakelijk is voor zijn schade.
De kantonrechter oordeelt als volgt. In geschil is of X kan worden aangemerkt als zzp’er. Een juridische definitie van zzp’er ontbreekt. Wel zijn uit de literatuur en jurisprudentie, naar aanleiding van de (rechts)vraag of een zzp’er onder de werking van artikel 7:658 lid 4 BW kan vallen, een aantal elementen af te leiden die kenmerkend zijn voor zzp’ers. Eén element is het zelfstandig inrichten en uitvoeren van de eigen werkzaamheden. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is genoegzaam naar voren gekomen dat X de schoonmaak- en opruimwerkzaamheden op de bouwplaats van Waal Bouw zelfstandig uitvoerde. Gezien de aard van de werkzaamheden, te weten eenvoudige schoonmaak- en opruimwerkzaamheden, valt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet in te zien dat het lage IQ van X meebrengt dat hij de werkzaamheden niet zelfstandig zou kunnen uitvoeren. X is dan ook aan te merken als zzp’er.
Onder verwijzing naar het arrest Davelaar/Allspan (HR 23 maart 2012, AR 2012-0275) wordt geoordeeld dat X als zzp’er valt onder het toepassingsbereik van artikel 7:658 lid 4 BW. Duidelijk is dat het ongeval is ontstaan door een ongelukkige samenloop van omstandigheden, maar die samenloop van omstandigheden was onder de gegeven omstandigheden voor Waal Bouw niet onvoorzienbaar. Waal Bouw had erop bedacht moeten zijn dat wanneer zich in een wand een uitsparing bevindt en deze wordt niet afgesloten, werklui in het kozijn van die uitsparing materialen kunnen plaatsen, zoals ook X de puinzakken op de rand heeft gelegd. Daarbij bestaat een reële kans dat het materiaal in de liftschacht valt. Wanneer zich in de liftschacht dan ook nog eens een vanuit de uitsparing zonder hulpmiddelen bereikbare ‘vloer’ lijkt te bevinden, is het voor de hand liggend dat iemand in de liftschacht klimt om het gevallen materiaal te pakken, zoals X heeft gedaan. Juist omdat zich in de liftschacht een plaat bevond, waarvan voor derden niet kenbaar was dat die niet mandragend was, en die vanuit de uitsparing (door je in de liftschacht te laten zakken) eenvoudig en zonder hulpmiddelen bereikbaar was, had Waal Bouw hierop bedacht moeten zijn en ervoor moeten zorgen dat de uitsparing middels een plaat was afgesloten, dat de plaat in de liftschacht mandragend was of had zij ten minste voldoende duidelijk moeten waarschuwen dat de plaat in de liftschacht niet mandragend was. Waal Bouw heeft de op haar rustende zorgplicht ex artikel 7:658 lid 1 BW geschonden en is jegens X aansprakelijk voor de schade die hij als gevolg van het hem overkomen ongeval lijdt.