Naar boven ↑

Rechtspraak

Shin Etsu PVC B.V. c.s./FNV Bondgenoten c.s.
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 26 september 2014
ECLI:NL:RBROT:2014:8042

Shin Etsu PVC B.V. c.s./FNV Bondgenoten c.s.

Tweede staking bij Akzo Nobel Industrial Chemicals. Uit veiligheidsoverwegingen wordt staking verboden voor zover dit gedurende de eerste zeven dagen na betekening van het vonnis zal leiden tot een daling van de productie beneden 60% van het maximale niveau en daarna 46% van het maximale niveau.

Akzo Nobel Industrial Chemicals B.V. (hierna: Akzo) produceert in haar Membraanelectrolysebedrijf (MEB) chloor. Shin Etsu en Momentive Specialty Chemicals (hierna: Shin Etsu c.s.) zijn chemiebedrijven en afnemers van chloor bij Akzo, dat zij als halffabricaat gebruiken. Begin september hebben FNV Bondgenoten, CNV Vakmensen en De Unie (hierna: de vakbonden) een staking aangekondigd. De voorzieningenrechter heeft het de vakbonden verboden om hun voorgenomen stakingsacties tegen Akzo ten uitvoer te brengen voor zover dit zal leiden tot een daling van productie van het MEB bij Akzo tot beneden 40% van het maximale niveau (zie AR 2014-0771). Deze staking heeft de ontstane impasse niet doorbroken. De vakbonden zijn op 24 september 2014 om 14.00 uur, met inachtneming van het in het kortgedingvonnis gegeven verbod, een nieuwe collectieve actie gestart tegen Akzo. Shin Etsu c.s. vorderen de vakbonden te verbieden om hun (voorgenomen) stakingsacties tegen Akzo ten uitvoer te brengen voor zover dit zal leiden tot een daling van de productie bij Akzo tot beneden 45 ton chloor per uur gedurende de eerste zeven dagen na aanvang van de staking en voor zover dit zal leiden tot een daling van de productie bij Akzo tot beneden 49 ton chloor per uur gedurende de periode na zeven dagen na aanvang van de staking.

De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Het vorige kort geding had betrekking op een eerdere, weliswaar vergelijkbare, staking. Momentive was geen partij in de vorige procedure. Shin Etsu c.s. zijn ontvankelijk in hun vordering. In beginsel is de aangekondigde staking rechtmatig, omdat deze onder het bereik van artikel 6 lid 4 ESH valt. De vraag die voorligt is of het recht om collectieve actie te voeren op grond van artikel G ESH (verder) beperkt kan worden omdat de staking onacceptabel groot gevaar oplevert voor de nationale veiligheid en/of de volksgezondheid. Ter beoordeling ligt wederom de vraag voor of de door de vakbonden voorgenomen beperking van de productiecapaciteit van MEB (ditmaal tot 40% van de maximale capaciteit) moet worden verboden vanwege dreigend gevaar voor de nationale veiligheid en/of de volksgezondheid. Drie omstandigheden spelen bij deze beoordeling een belangrijke rol. In de eerste plaats is gebleken dat Momentive tijdens de eerste staking in staat is geweest om op korte termijn haar planning zodanig te wijzigen dat een niet voor dat moment geplande onderhoudsstillegging toch plaatsvond. Desgevraagd heeft Momentive bevestigd dat een stillegging zonder dat onderhoudswerkzaamheden behoeven plaats te vinden minder bewerkelijk zal zijn. Ten tweede is in deze procedure genoegzaam vast komen te staan dat het al dan niet gepland stilleggen van het productieproces bij bedrijven zoals van Shin Etsu c.s. behoort tot de normale bedrijfsuitoefening. Het standpunt van Shin Etsu c.s. komt erop neer dat verhoogde veiligheidsrisico’s wel aanvaardbaar zijn indien zij worden veroorzaakt door technische (en dus in wezen bedrijfseconomische) oorzaken maar niet als zij worden veroorzaakt door een collectieve actie. Dit miskent echter dat het recht op collectieve actie een grondrecht is en dat het zich voordoen van een dergelijke actie evenzeer onderdeel van de normale bedrijfsuitoefening geacht moet worden te zijn als de andere genoemde oorzaken die nopen tot stillegging van de productie. Dat wil vanzelfsprekend niet zeggen dat stillegging van de productie als gevolg van collectieve acties gezien de daaraan verbonden risico’s niet tot een minimum moeten worden beperkt, maar wel dat niet uitgesloten is dat enig toegenomen risico daardoor aanvaard zal moeten worden. In dat licht beantwoordt de voorzieningenrechter de vraag of de toename van de kans op een incident bij Momentive aanvaardbaar is in het licht van het belang van de vakbonden bij vermindering van de productie van chloor bij MEB tot minder dan 65% van de maximale capaciteit, bevestigend. De derde omstandigheid die hier ten slotte een rol speelt is dat een ontkennende beantwoording van de geformuleerde vraag ertoe zou leiden dat uiteindelijk de productie van MEB niet verder teruggebracht zou kunnen worden dan tot circa 70% van de maximale capaciteit. Het stakingsmiddel zou daarmee een belangrijk deel van haar kracht verliezen. Daarbij wordt mede in ogenschouw genomen dat de eerste stakingsperiode niet tot enig constructief overleg in het arbeidsgeschil lijkt te hebben geleid. Akzo zal een minimale hoeveelheid chloor aan haar afnemers moeten leveren zodat zij veilig kunnen blijven produceren, waarbij de beperkte voorraad van Akzo in aanmerking moet worden genomen. Rekening houdend met het aanspreken van de eigen voorraad van Akzo betekent dit gedurende de eerste zeven dagen na betekening van dit vonnis een minimale productie van 43 ton chloor per uur (60% van de maximale capaciteit) en daarna van 33 ton chloor per uur (46% van de maximale capaciteit).