Naar boven ↑

Rechtspraak

Export Promotion B.V. c.s./X c.s.
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 17 september 2014
ECLI:NL:RBMNE:2014:4118

Export Promotion B.V. c.s./X c.s.

Onrechtmatig handelen voormalig financieel directeur niet komen vast te staan.

X was vanaf 1 januari 1991 tot en met 31 december 2006 als werknemer in dienst bij Export Promotion. Met ingang van 1 januari 2007 is X in dienst getreden bij Derbri, een zustervennootschap van Export Promotion, als financieel directeur. Derbri heeft X op 11 november 2010 op staande voet ontslagen. Derbri is bij vonnis van de (toenmalige) Rechtbank Arnhem op 23 december 2010 in staat van faillissement verklaard. Bij verstekvonnis in kort geding van 25 februari 2011 is Derbri – samengevat – veroordeeld om achterstallig loon aan X te betalen vanaf 1 december 2010 en door te gaan met betaling van loon tot aan het moment waarop de dienstbetrekking rechtsgeldig zou worden beëindigd. In het vonnis is overwogen dat van de nietigheid van het ontslag op staande voet dient te worden uitgegaan omdat geen verweer is gevoerd tegen de stelling van X dat niet aan de vereisten voor ontslag op staande voet is voldaan. De curator in het faillissement van Derbri heeft de arbeidsovereenkomst tussen Derbri en X opgezegd. De kern van het geschil dat Export Promotion en X verdeeld houdt, wordt gevormd door het antwoord op de vraag of X op onrechtmatige wijze gelden heeft onttrokken aan Export Promotion en of X (daardoor) ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van Export Promotion.

De rechtbank oordeelt als volgt. Waar Export Promotion haar vorderingen jegens X grondt op de stelling dat deze laatste onrechtmatig heeft gehandeld in de periode 2001 tot aan zijn ontslag in 2010, dient de rechtbank artikel 7:661 BW zo nodig ambtshalve toe te passen. Export Promotion ageert immers op basis van een onrechtmatige daad begaan door haar werknemer X bij de uitvoering van de arbeidsovereenkomst. De rechtbank is van oordeel dat het deel van de vordering van Export Promotion dat betrekking heeft op vermeend te veel betaalde loonheffing dient te worden afgewezen. Enige grondslag voor dit deel van haar vordering heeft Export Promotion niet gesteld en evenmin blijkt deze – ook met ambtshalve aanvulling van rechtsgronden – uit de feiten en omstandigheden die zij wel heeft gesteld. Bovendien staat het Export Promotion, zoals hiervoor reeds is overwogen, niet vrij op de hoogte en verschuldigdheid van deze vastgestelde tantièmes terug te komen, zodat van te veel afgedragen loonheffing geen sprake kan zijn, Export Promotion geen schade heeft geleden en dit deel van de vordering, alsook de daarover gevorderde wettelijke rente, daarom niet voor toewijzing in aanmerking komt. Er zijn geen goede gronden om voorshands opzet of bewuste roekeloosheid van X aan te nemen die zijn aansprakelijkheid meebrengen jegens Export Promotion. De vorderingen van Export Promotion jegens X stranden.