Naar boven ↑

Rechtspraak

Rorije c.s./Parkhotel Rooding
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 21 oktober 2014
ECLI:NL:GHSHE:2014:4338

Rorije c.s./Parkhotel Rooding

Geen overeenkomst van opdracht of arbeidsovereenkomst. Enkele feit dat ruim vier maanden lang loon is betaald en loonspecificaties zijn afgegeven, levert geen arbeidsovereenkomst op.

PHR exploiteert het hotel Parkhotel Rooding. De aandelen van PHR worden gehouden door Metroprop Vastgoed B.V. De aandelen van Metroprop Vastgoed B.V. worden direct of indirect volledig gehouden door de heer Y. Van april 2008 tot 1 januari 2009 was de heer Z statutair bestuurder van PHR. Het gebouw waarin het hotel is gevestigd, alsmede een groot deel van de inventaris van het hotel, zijn eigendom van de Stichting tot behoud van Monumenten Laurentius en Petronella (hierna: de Stichting). Y is ook bestuurder van de Stichting. X is directeur/grootaandeelhouder van Headcase. X heeft op 10 april 2008 een volmacht gekregen van Y om vrij te handelen in Parkhotel Rooding. PHR stelt zich op het standpunt dat X, dan wel Headcase, schade heeft aangericht door onverplicht kosten te maken in de vorm van loonkosten voor X en zijn echtgenote.

Het hof oordeelt als volgt. Deze grieven strekken ten betoge dat, kort gezegd, X en echtgenote X werkzaamheden als respectievelijk interim-manager en Sales & Marketingmanager hebben verricht in het kader van een overeenkomst van opdracht tussen PHR en Headcase. Dit is een kwestie van bewijswaardering. Allereerst overweegt het hof dat niet gebleken is dat PHR en Headcase een overeenkomst van opdracht hebben vastgelegd in een schriftelijk stuk. De volmacht van 10 april 2008 houdt geen overeenkomst van opdracht in. Voorts is er niet een moment aan te wijzen waarop (een vertegenwoordiger van) PHR en (een vertegenwoordiger van) Headcase mondeling tot overeenstemming zijn gekomen. Klaarblijkelijk moet volgens X het bestaan van de overeenkomst worden afgeleid uit de omstandigheden van het geval, waaronder de werkzaamheden die X en echtgenote X hebben verricht. Al met al kan noch op grond van hetgeen de getuigen dienaangaande hebben verklaard noch op grond van de overgelegde stukken met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat tussen PHR en Headcase een wilsovereenstemming heeft bestaan met betrekking tot het feit dat X en/of echtgenote X tegen vergoeding werkzaamheden zouden gaan verrichten ten bate van PHR in het kader van de gestelde overeenkomst van opdracht. De enkele omstandigheid dat zij werkzaamheden hebben uitgevoerd voert niet dwingend tot de conclusie dat daar een overeenkomst van opdracht met PHR aan ten grondslag heeft gelegen, te minder nu niet is weerlegd dat er motieven bestonden om deze werkzaamheden om niet uit te voeren, zoals de wens van X en echtgenote X om de aandelen in PHR en daarmee de exploitatie van het Parkhotel Rooding over te nemen. Ook wordt een aantal werkzaamheden van X verklaard door zijn betrokkenheid bij de verbouwing/bouwbegeleiding van de vierde verdieping van het hotel.

Het hof overweegt voorts dat aan uitvoeringshandelingen zoals het uitbetalen van loon gedurende vier maanden en het verstrekken van salarisspecificaties geen betekenis toekomt voor het bewijs van het bestaan van de arbeidsovereenkomst, indien sprake is van een situatie waarin de werkgever onbevoegd wordt vertegenwoordigd door een persoon die met zichzelf dan wel zijn levenspartner een arbeidsovereenkomst sluit. Derhalve dienen zij – nu geen overeenkomst van opdracht of arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen – de betaalde bedragen aan ‘loon’ terug te betalen.