Naar boven ↑

Rechtspraak

Stichting Neutraal Bijzonder Onderwijs Twente/werkneemster
Rechtbank Overijssel (Locatie Enschede), 4 november 2014
ECLI:NL:RBOVE:2014:5912

Stichting Neutraal Bijzonder Onderwijs Twente/werkneemster

Overgang van onderneming bijzondere school in primair onderwijs. Ontbonden vereniging in liquidatie kan onderwerp van overgang van onderneming zijn.

Werkneemster is sinds 1999 in dienst bij de Hengelose Schoolvereniging (HSV) in de functie van lerares basisonderwijs. Op de arbeidsovereenkomst is de CAO primair onderwijs (CAO PO) van toepassing. De HSV is een zogenoemde Bijzonder Neutrale School. Sedert maart 2010 kampt HSV met een dalend aantal leerlingen van de HSV en ingaande 1 augustus 2012 heeft zij haar wettelijke registratie verloren. Op 30 maart 2012 wordt het gehele lerarenbestand van HSV ontslag aangezegd op grond van artikel 3.8 lid 3 CAO PO, effectief ingaand op 1 augustus 2012. De Commissie van Beroep voor het BO en (V)SO heeft het beroep van werkneemster tegen de opzegging gegrond verklaard. Daarbij is het volgende overwogen. ‘Per 1 augustus 2012 zijn ruim 100 leerlingen van de HSV ingeschreven bij Stichting Montessori Onderwijs Hengelo (hierna: SMO) en zijn de leerkrachten van de SMO (op werkneemster en een collega na) bij SMO in dienst getreden. Het onderwijs is ook daadwerkelijk in het schoolgebouw waar de HSV tot 1 augustus 2012 onderwijs heeft verzorgd, voortgezet. Gelet op het voorgaande is de Commissie van oordeel dat er sprake is van een overgang van onderneming als bedoeld in artikel 7:662 BW.’ Sinds 1 augustus 2012 heeft SMO haar naam gewijzigd in Stichting Neutraal Bijzonder Onderwijs Twente (hierna: SNBOT). Centrale vraag in de onderhavige procedure is of sprake is van een overgang van onderneming.

Anders dan SNBOT, is de kantonrechter van oordeel dat de omstandigheid dat het bestuur van HSV op de laatste dag van het schooljaar 2011-2012, zijnde 19 juli 2012, heeft besloten om de HSV per direct te ontbinden, niet tot gevolg heeft dat per 1 augustus 2012 geen sprake zou kunnen zijn van een overgang als bedoeld in de artikelen 7:662-666 BW. Gelet op het bepaalde in artikel 2:19 lid 5 BW is HSV na de ontbinding blijven voortbestaan, aangezien nog tot vereffening overgegaan diende te worden. Nu HSV eerst op 18 oktober 2012 in staat van faillissement is verklaard is, doet zich bedoelde situatie op 1 augustus 2012 niet voor en kan ook de ontbonden vereniging (HSV in liquidatie, zie art. 2:19 lid 5 BW) onderwerp zijn van de overgang van onderneming.

Ten aanzien van de vraag of een overdracht krachtens overeenkomst tot stand is gekomen, is het ontbreken van een contractuele band niet van doorslaggevend belang (HvJ EU 11 maart 1997, NJ 1998/377 (Süzen)). Aan de voorwaarde ‘overeenkomst’ is, gelet op correspondentie en wijziging van de statuten van SNBOT, voldaan. Ook is sprake van identiteitsbehoud. De kantonrechter onderschrijft de overwegingen van de Commissie van Beroep voor het BO en (V)SO waar zij vaststelt dat het geheel van leerlingen, leerkrachten, leermiddelen en het schoolgebouw na 1 augustus grotendeels hetzelfde zijn gebleven. Anders dan SNBOT meent, dient een basisschool gerekend te worden tot de arbeidsintensieve sector aangezien de leerkrachten het meest wezenlijke aspect vormen. De omstandigheid dat bekostiging middels ‘lumpsum’ plaatsvindt, maakt niet dat sprake is van een kapitaalintensieve onderneming, zoals SNBOT lijkt te stellen. Ook de betwisting van SNBOT dat er sprake is geweest van het overnemen van personeel, wordt verworpen. Pas de derde sollicitatieronde was een externe. Gelet op de vrijheid van schoolkeuze, zijn het uiteraard de ouders geweest die hun kinderen na de opheffing van HSV hebben ingeschreven bij SNBOT. Dit doet echter niet af aan de omstandigheid dat zowel HSV als SMO forse inspanningen hebben verricht teneinde de ouders van de leerlingen van HSV te bewegen hun kinderen in te schrijven bij SMO. Ook de omstandigheid dat SNBOT geen bemoeienis zou hebben gehad met de aan haar, in verband met de toename van het aantal leerlingen, door de gemeente ter beschikking gestelde leermiddelen, is niet van doorslaggevend belang voor de vraag of sprake is van een overgang van onderneming. Niet alleen is dit aspect slechts een van de aspecten die meegewogen dient te worden, ook blijkt uit het faillissementsverslag dat een en ander wat genuanceerder ligt, evenals uit hetgeen ter comparitie is verklaard over de schikking die is getroffen tussen de curator van HSV en het steunfonds Neutraal Bijzonder Onderwijs. Geoordeeld wordt dat sprake is van een overgang van onderneming. De in reconventie gevorderde opheffing van het gebiedsverbod wordt toegewezen. De door werkneemster gevorderde re-integratie binnen de organisatie van SNBOT wordt afgewezen. Hiertoe wordt overwogen dat het afstoten van de reguliere onderwijsstroom in beginsel behoort tot de beleidsvrijheid van SNBOT en dat de hieruit voortvloeiende consequenties voor het gehele personeel, waaronder niet alleen werkneemster, niet beoordeeld kunnen worden in het kader van deze procedure.