Rechtspraak
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Alkmaar), 24 september 2014
ECLI:NL:RBNHO:2014:10684
NS Reizigers B.V./werknemer
Werknemer is sinds 1999 als hoofdconducteur in dienst van NS Reizigers (hierna: NSR). Begin 2014 heeft werknemer verlof aangevraagd voor de periode 13 juni tot en met 16 juni 2014. Voor deze dagen stond werknemer vervolgens als respectievelijk 2e, 3e, 3e en 3e reserve op de vakantie-aanvraaglijst. Werknemer heeft desondanks een vakantie naar Spanje geboekt voor de periode 12 juni tot en met 16 juni 2014. Op 2 juni 2014 heeft werknemer zich ziek gemeld. Thans verzoekt NSR ontbinding van de arbeidsovereenkomst. NSR stelt dat sprake is van een ongeloofwaardige ziekmelding en dat de ziekmelding is gebruikt om toch de reis te kunnen maken. Daarom heeft werknemer op grovelijke wijze de verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst veronachtzaamd. Subsidiair stelt NSR dat sprake is van een verandering in de omstandigheden die maakt dat voortzetting van het dienstverband niet mag worden verwacht. Werknemer heeft het vertrouwen weggenomen door zich ziek te melden om op een vakantie te gaan terwijl voor die vakantie geen toestemming was gegeven. Daar komt bij dat werknemer geheel onbereikbaar was voor NSR. In het bijzonder een hoofdconducteur moet NSR volkomen kunnen vertrouwen.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Hoewel de loop der gebeurtenissen wellicht vragen oproept, kan niet worden vastgesteld dat werknemer in de periode vanaf 2 juni 2014 niet arbeidsongeschikt was. Daarvoor is immers vereist dat de bedrijfsarts, of desgevraagd de deskundige van het UWV, vaststelt dat van arbeidsongeschiktheid geen sprake was. Een dergelijk oordeel van de bedrijfsarts (of van de deskundige) is in deze procedure niet overgelegd. Wel is duidelijk geworden dat de bedrijfsarts op 15 juli 2014 heeft geoordeeld dat werknemer op dat moment geschikt is voor passend werk. Anders dan door NSR is betoogd, kan daaruit niet worden afgeleid dat werknemer op 15 juli 2014, dan wel nog eerder, niet arbeidsongeschikt voor het eigen werk was. Dat werknemer serieuze medische klachten had, kan overigens ook worden afgeleid uit de door werknemer overgelegde medische stukken. NSR heeft daartegenover onvoldoende gesteld om aan te kunnen nemen dat werknemer niet ziek was. Daarmee staat ook vast dat van een ongeloofwaardige ziekmelding geen sprake kan zijn en dat van misbruik maken van de ziekmelding niet, althans onvoldoende, is gebleken. Het verzoek kan dan ook niet op grond van de gestelde dringende reden worden toegewezen.
De kantonrechter oordeelt dat werknemer het in hem gestelde vertrouwen wel heeft beschaamd. Allereerst heeft werknemer bij de bedrijfsarts dan wel zijn leiding geen melding gemaakt van zijn reis naar Spanje. Daarmee heeft hij zich niet gehouden aan de voorschriften die gelden tijdens ziekte. De bedrijfsarts heeft werknemer daar ook op gewezen. Dat werknemer er niet aan gedacht had om toestemming aan de bedrijfsarts te vragen, komt de kantonrechter onwaarschijnlijk voor. De misstappen van werknemer zijn echter niet van dien aard dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen. Hierbij wordt acht geslagen op het langdurige dienstverband en de verder onweersproken onberispelijke staat van dienst. Volgt afwijzing van het ontbindingsverzoek.