Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 17 november 2014
ECLI:NL:RBMNE:2014:5898
Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers/werkneemster
Werkneemster is op 1 september 2012 als bureaudirecteur voor de duur van een jaar in dienst getreden van NVZA, de belangenvereniging voor ziekenhuisapothekers. Op 1 september 2013 is de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd voortgezet. Als gevolg van de door de ziekte van haar man belaste thuissituatie, heeft werkneemster zich ziek gemeld. Op 29 juli 2014 is werkneemster op staande voet ontslagen. Daaraan legt NVZA verduistering (door het aanwenden van NVZA-gelden voor privédoeleinden) en belangenverstrengeling (door het aangaan van een affectieve en seksuele relatie met een zakenpartner en door in dat verband haar financiële bevoegdheden te overschrijden) ten grondslag. Op 18 augustus 2014 is de echtgenoot van werkneemster aan de gevolgen van ALS overleden. Thans verzoekt NVZA voorwaardelijke ontbinding wegens een dringende reden. Aan haar verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst legt NVZA subsidiair ten grondslag dat werkneemster tekort is geschoten in de uitoefening van haar functie van bureaudirecteur en dat zij niet in staat is gebleken het NVZA-bureau te leiden. Werkneemster verzet zich tegen toewijzing van het ontbindingsverzoek. Zij beroept zich op de reflexwerking van het opzegverbod tijdens ziekte en betwist de door NVZA aan het ontbindingsverzoek ten grondslag gelegde gewichtige redenen.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Nu NVZA onder meer heeft aangevoerd dat de verstoring van de werkrelatie tussen werkneemster en de bureaumedewerkers zich tegen haar terugkeer als bureaudirecteur verzet, hangt de uitkomst van dit geding (mede) af van het antwoord op de vraag of er een gerede kans bestaat dat deze werkrelatie nog kan worden gerepareerd. Daarom komt geen reflexwerking toe aan het opzegverbod tijdens ziekte. Ten aanzien van de gestelde dringende reden wordt geoordeeld dat het er in dit geding op grond van de tekst en connotatie van de tussen werkneemster en de heer X (de zakenpartner) gewisselde WhatsApp-, e-mail- en sms-berichten voor worden gehouden dat er ten tijde van het aangaan en de uitvoering van de aan KOW opgedragen werkzaamheden in het kader van de voorgenomen verplaatsing van het NVZA-bureau een intieme, meer dan uitsluitend zakelijke, relatie tussen beiden heeft bestaan. Gezien haar directeursfunctie en de daaruit voortvloeiende (ook financiële) verantwoordelijkheden heeft werkneemster redelijkerwijs moeten beseffen dat zij ervan behoorde af te zien om KOW, het bedrijf van X, in te schakelen, althans had zij er bij het bestuur tijdig melding van dienen te maken dat tussen haar en X een meer dan zakelijke verhouding bestond. Door dit na te laten heeft werkneemster de schijn van belangenverstrengeling gewekt en aanleiding gegeven voor het vermoeden dat KOW voor de opgedragen werkzaamheden een hogere vergoeding heeft ontvangen dan anders het geval zou zijn geweest. Nog los van de vraag of NVZA inderdaad financieel is benadeeld, treft werkneemster hiervan een ernstig verwijt. Voorts maakt NVZA werkneemster terecht een verwijt ten aanzien van overschrijding van het campagnebudget. Mede gelet op de persoonlijke omstandigheden van werkneemster, wordt geoordeeld dat geen sprake is van een dringende reden. Nu het bestuur geen vertrouwen meer heeft in werkneemster en de onderlinge verhouding tussen werkneemster en een meerderheid van de bureaumedewerkers ernstig is verstoord, wordt de arbeidsovereenkomst ontbonden. Aan werkneemster wordt een vergoeding toegekend met C=0,5 (€ 15.000 bruto).