Rechtspraak
werkneemster/werkgeefsterRechtbank Gelderland, 12 november 2014
werkneemster/werkgeefster
Werkneemster is sinds 13 augustus 2012 in dienst als planningsfunctionaris. De arbeidsovereenkomst was aangegaan voor de duur van een jaar en is per 7 oktober 2013 verlengd tot en met 20 april 2014. Vervolgens is de arbeidsovereenkomst verlengd tot 14 mei 2014. Tijdens een gesprek is aan werkneemster medegedeeld dat er voor haar nog werk is tot 6 oktober 2014. Aan werkneemster is een contract voor onbepaalde tijd aangeboden onder de voorwaarde dat zij tevens een overeenkomst zou ondertekenen waarin een beëindiging van het dienstverband per 6 oktober2014 met wederzijds goedvinden werd overeengekomen. Deze overeenkomst heeft werkneemster getekend. Thans stelt werkneemster zich op het standpunt dat de beëindigingsovereenkomst nietig is, althans (door haar gemachtigde) is vernietigd, zodat de arbeidsovereenkomst niet is geëindigd.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Met de gekozen constructie hebben partijen feitelijk een vierde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd gesloten. De ketenregeling is van driekwart dwingend recht en daarmee een harde regel, waarvan alleen bij cao of publiekrechtelijke regeling kan worden afgeweken. Daarvan is in dit geval geen sprake. Met artikel 7:668a BW is de bescherming van werknemers beoogd, zoals immers ook de Europese richtlijn is opgesteld ter bescherming van werknemers. Een constructie die het doel heeft af te wijken van deze regeling is daarom in beginsel vernietigbaar vanwege strijd met een dwingende wetsbepaling, als bedoeld in artikel 3:40 lid 2 BW. Het standpunt van werkgeefster dat de beëindigingsovereenkomst een vaststellingsovereenkomst is, wordt gevolgd. Werkgeefster acht de door haar gekozen constructie toelaatbaar en verwijst naar een arrest van het Hof Den Bosch van 30 juli 2013 (zie AR 2013-0617). Dit arrest vindt echter in literatuur en rechtspraak geen algemene navolging (zie AR 2014-0428). Voorshands is voldoende aannemelijk dat de vaststellingsovereenkomst wegens strijd met een dwingende wetsbepaling vernietigbaar is en dus door werkneemster terecht buitengerechtelijk is vernietigd. De arbeidsovereenkomst is na 6 oktober 2014 blijven bestaan. Bij afzonderlijke beschikking wordt de arbeidsovereenkomst per 1 december 2014 ontbonden, zodat de loonvordering tot die datum wordt toegewezen.