Naar boven ↑

Rechtspraak

werkgever/mr. T.S. Pieters
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Haarlem), 24 november 2014
ECLI:NL:RBNHO:2014:11321

werkgever/mr. T.S. Pieters

Verzoek tot wraking kantonrechter in ontbindingsprocedure is niet tijdig door werkgever ingediend. Niet-ontvankelijkheid.

Op 21 oktober 2014 heeft de gezamenlijke mondelinge behandeling plaatsgevonden van het door werkgever ingediende (voorwaardelijke) verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met werkneemster. Bij brief van 28 oktober 2014 heeft werkgever een verzoek tot wraking van de kantonrechter ingediend. Werkgever legt, samengevat, aan zijn verzoek ten grondslag dat de kantonrechter gedurende de zitting van 21 oktober 2014 blijk heeft gegeven van vooringenomenheid en partijdigheid. Zo zou de kantonrechter onvoldoende kritische vragen aan werkneemster  hebben gesteld en haar uitlatingen bij voorbaat als vaststaand hebben aangenomen en tendentieuze opmerkingen hebben geuit ten nadele van de gemachtigde van werkgever. Ook heeft de kantonrechter de gemachtigde van werkneemster ruimschoots tijd gegeven voor het voordragen van haar pleitnota, terwijl de gemachtigde van werkgever zijn pleitnota niet mocht voordragen. De griffier heeft per e-mail van 24 oktober 2014 aan de gemachtigde van werkneemster gevraagd of deze nog van de mogelijkheid gebruik wil maken op de pleitnota van mr. Koning te reageren. Werkgever acht dit zeer ongebruikelijk.

De rechtbank oordeelt als volgt. Op grond van artikel 37 Rv dient een wrakingsverzoek waarvan de grondslag is gelegen in hetgeen zich tijdens de zitting heeft voorgedaan, terstond of kort na de zitting te worden ingediend. Uit hetgeen werkgever ter toelichting op de zitting van 10 november 2014 heeft verklaard, blijkt dat de feiten en omstandigheden waarop hij zijn wrakingsverzoek heeft gebaseerd, alle zijn gelegen in hetgeen zich tijdens de mondelinge behandeling van 21 oktober 2014 heeft voorgedaan. Het had derhalve op de weg van werkgever gelegen zijn wrakingverzoek op, of korte tijd na 21 oktober 2014 in te dienen. Het verzoek is echter niet eerder gedaan dan 28 oktober 2014. Niet is gebleken dat de omstandigheid dat werkgever (nog) niet over het proces-verbaal van de zitting van 21 oktober 2014 beschikte, daaraan in de weg stond. Bij de beantwoording van de vraag of werkgever het wrakingsverzoek tijdig heeft ingediend, speelt de datum waarop de griffier een e-mail aan de gemachtigde van werkneemster heeft gestuurd geen rol, aangezien werkgever deze e-mail niet als zelfstandige grond voor het verzoek heeft aangevoerd maar slechts als bevestiging van het vermoeden van partijdigheid en vooringenomenheid van de kantonrechter dat bij hem had postgevat op grond van hetgeen ter zitting was voorgevallen. Het verzoek om wraking is niet tijdig gedaan, zodat werkgever niet-ontvankelijk in zijn verzoek moet worden verklaard.