Rechtspraak
Rechtbank Overijssel (Locatie Enschede), 9 december 2014
ECLI:NL:RBOVE:2014:6635
werknemer/V-Tel ICT B.V.
Werknemer is sinds 1999 in dienst geweest van V-Tel als accountmanager. Partijen hebben op 19 februari 2014 het dienstverband in der minne beëindigd door middel van een vaststellingsovereenkomst. Tussen partijen is onder meer afgesproken dat gedurende een jaar na de beëindiging van de arbeidsrelatie een relatiebeding van kracht zal zijn. Thans vordert werknemer schorsing van het relatiebeding.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Bij de totstandkoming van de vaststellingovereenkomst werden partijen bijgestaan door hun raadslieden. Hieraan voorafgaand heeft een uitvoerige e-mailwisseling, met betrekking tot de exacte inhoud van de overeenkomst, tussen deze raadslieden plaatsgevonden. Partijen hebben met het sluiten van de overeenkomst onduidelijkheid voor de toekomst, althans tot 15 juli 2015, willen uitsluiten. Werknemer wist dus dat hij tot 15 juli 2015 geen klanten van V-Tel mag benaderen, die in de periode van 1 juli 2012 tot 1 juli 2014 een factuur hebben ontvangen van V-Tel. Werknemer kan hierop, behoudens hier niet aan de orde zijnde uitzonderingen, niet terugkomen met de stelling dat bij nader inzien de werking van het relatiebeding hem het werken onmogelijk maakt. De kantonrechter acht, gelet op de e-mail van mr. Van Ruiven d.d. 18 februari 2014, voldoende aannemelijk dat partijen hebben afgesproken dat aan werknemer geen cliëntenlijst zou worden verstrekt. De primair gevorderde schorsing van het relatiebeding is in strijd met die gemaakte afspraak en kan dan ook niet aan de orde zijn. De subsidiaire vordering treft hetzelfde oordeel. Er is geen enkele aanleiding het relatiebeding in duur te beperken. Ook hier geldt afspraak is afspraak! Het opnieuw vastgestelde relatiebeding is in de plaats gekomen van het in de arbeidsovereenkomst opgenomen veel ruimer geredigeerde concurrentiebeding. Werknemer wist dus wat de toekomstige gevolgen voor hem waren bij acceptatie van het relatiebeding en hij kan daar nu niet eenzijdig op terugkomen. In het kader van de onderhandelingen met betrekking tot de totstandkoming van de vaststellingovereenkomst heeft werknemer geen vergoeding ex artikel 7:653 BW bedongen. Ook hier geldt dat werknemer zich vooraf had moeten realiseren wat de (financiële) gevolgen voor hem zouden zijn bij het accepteren van de vaststellingsovereenkomst tussen partijen. Volgt afwijzing van de vorderingen.