Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Onderlinge Waarborg Maatschappij Centrale Zorgverzekeraars Groep, Zorgverzekeraar U.A.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 23 december 2014
ECLI:NL:GHSHE:2014:5470

werknemer/Onderlinge Waarborg Maatschappij Centrale Zorgverzekeraars Groep, Zorgverzekeraar U.A.

Werkgever niet gehouden prepensioenkorting op WW-uitkering te suppleren indien in vaststellingsovereenkomst staat dat werkgever het verschil bij WW-uitkering zal compenseren terwijl is uitgegaan van een gewone uitkering van 70%.

Werknemer (geboren 1948) is sinds 1998 in dienst van de rechtvoorganger van CZ. Vanwege een reorganisatie sluiten partijen in 2009 een vaststellingsovereenkomst op basis waarvan werknemer een vergoeding krijgt toegekend van € 91.618,44. In de onderhavige procedure vordert werknemer een aanvulling op deze vergoeding. Daartoe stelt hij het volgende. Bij de berekening van de hem toekomende ontslagvergoeding is uitgegaan van de inkomensderving die hij lijdt tot aan de AOW-gerechtigde leeftijd. Daarbij is uitgegaan van een WW-uitkering van 70% van zjin laatste salaris. Omdat werknemer evenwel vanaf 1 december 2008 prepensioen ontvangt, hetgeen het UWV in mindering brengt op de WW-uitkering, ontvangt hij minder inkomen dan waarvan bij de berekening is uitgegaan, terwijl in de toelichting bij de berekening staat opgenomen dat CZ bij een eventueel gebleken verschil, tot aanvulling zal overgaan. Het verschil bedraagt € 77.162.96.

Het hof oordeelt als volgt. Het hof overweegt dat tussen partijen niet in geschil is dat onderdeel van de vaststellingsovereenkomst tussen partijen is de bepaling in de brief van 28 mei 2009 van CZ luidende dat ‘Indien op een later moment zou blijken dat de hoogte van de WW-uitkering afwijkt van het bedrag wat wij in bovenstaande berekening hebben gebruikt dan zullen we de aanvulling conform de nieuwe gegevens van het UWV aanpassen, hierna aan te duiden als de aanvullingsclausule.’ Uit de brief van 28 mei 2009 blijkt dat CZ bij de berekening uitging van een WW-uitkering van 70%, dus van een berekening zonder aanvulling van de korting door het UWV met het prepensioen. Uit die brief noch uit de reactie van werknemer (in het bijzonder de conceptvaststellingsovereenkomst en de vaststellingsovereenkomst van 30 juli 2009) blijkt van een voorbehoud ten aanzien van deze korting (bijvoorbeeld in de vorm van een pm-post). Van enige gedraging aan de zijde van CZ waaruit zo kunnen blijken dat zij bereid zou zijn de korting door het UWV aan te vullen, blijkt niet. Werknemer kan onder deze omstandigheid aan de litigieuze passage in de brief van 28 mei 2009 niet de betekenis toekennen dat hij, in afwijking van de berekening in de brief van 28 mei 2009 en in afwijking van het in de vaststellingsovereenkomst genoemde bedrag recht heeft op het aanzienlijk hogere bedrag dat door hem thans wordt gevorderd.