Naar boven ↑

Rechtspraak

X/Y
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Locatie Tilburg), 14 januari 2015
ECLI:NL:RBZWB:2015:186

X/Y

Voormalig ambtenaar die in overheidsdienst werkzaam is geweest, is in civiele procedure niet-ontvankelijk in vordering betreffende pensioenafspraken in vaststellingsovereenkomst.

X heeft vanaf maart 1976 in overheidsdienst voor Y gewerkt. Y is een publiekrechtelijke rechtspersoon, te weten een Openbaar Lichaam op basis van een gemeenschappelijke regeling. Het dienstverband van X is met wederzijds goedvinden geƫindigd per 1 januari 2011, nadat partijen met elkaar op 29 juni 2010 een vaststellingsovereenkomst hebben gesloten. Met ingang van 1 januari 2011 neemt X deel aan de FPU-regeling. Op 11 juli 2013 is X 65 jaar geworden en met ingang van 1 augustus 2013 neemt hij deel aan de ABP-pensioenregeling. X stelt dat het pensioen dat hij sinds augustus 2013 ontvangt substantieel lager is dan hij uitgaande van de tussen partijen in het kader van de vaststellingsovereenkomst gemaakte afspraken zou moeten ontvangen. X legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat tussen partijen is afgesproken dat hij geen financieel nadeel zou lijden ter zake de hem toekomende ABP-pensioenregeling indien hij eerder dan het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd zou stoppen met werken.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Kern van het geschil tussen partijen is de uitleg van de vaststellingsovereenkomst en, in het verlengde daarvan, de vraag of Y haar verplichtingen uit die overeenkomst volledig is nagekomen. De betreffende overeenkomst vormt de neerslag van afspraken die tussen partijen zijn gemaakt over de beƫindiging van het ambtelijke dienstverband van X. In de tussen X en Y bestaande ambtenaarrechtelijke rechtsverhouding moeten deze afspraken worden aangemerkt als een nadere regeling inzake de uitoefening van de aan Y toekomende ontslagbevoegdheid (CRvB 4 november 2004, ECLI:NL:CRVB:2004:AR6107, r.o. 2.1). Naar vaste rechtspraak van de CRvB is de beslissing van een bevoegd gezag op een verzoek van een ambtenaar om vergoeding of compensatie van beweerdelijk door de ambtenaar geleden schade, een appellabel besluit in de zin van de Awb (CRvB 21 juli 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BR3155). Het oordeel over de vraag of Y correct uitvoering heeft gegeven aan de vaststellingsovereenkomst, alsmede het oordeel over de schadevordering van Y, is voorbehouden aan de bestuursrechter. Uit de rechtspraak van de CRvB blijkt dat de bestuursrechter evenals de civiele rechter de Haviltex-norm als toetsingsmaatstaf hanteert als het gaat om de uitleg van een vaststellingsovereenkomst als de onderhavige (zie bijv. CRvB 26 mei 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BQ7533). Nu de rechtsgang bij de bestuursrechter openstaat, wordt X niet-ontvankelijk verklaard in zijn vorderingen.