Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 13 januari 2015
ECLI:NL:GHAMS:2015:90
Revest NV/werknemer
Werknemer is per 1 februari 2007 in dienst getreden bij Vondel Vastgoed Holding B.V. (hierna: Vondel Vastgoed). De aandelen in Vondel Vastgoed worden gehouden door Revest NV. Revest NV is tevens houder van nagenoeg alle aandelen in (voorheen) Revest B.V. (hierna: Revest BV) en een aantal andere vennootschappen. De aandelen in Revest NV worden gehouden door een holdingvennootschap, waarin X alle aandelen minus één aandeel houdt. X is bestuurder van Revest NV en de holding. Revest NV is bestuurder van Revest BV. Met ingang van 1 juli 2011 is de arbeidsovereenkomst van werknemer op verzoek van X overgegaan (van Vondel Vastgoed) op Revest BV. Al het personeel van de vennootschappen binnen het concern van Revest NV is bij Revest BV ondergebracht. Tussen X en werknemer is eind 2013 een meningsverschil ontstaan over de vergoeding van reiskosten tussen woning en werk nadat X had besloten het kantoor van Revest NV en Revest BV te verplaatsen van Amsterdam naar Laren (NH). Revest BV heeft vanaf december 2013 geen loon meer aan werknemer betaald. Het salaris van werknemer bedroeg € 5.000 bruto per maand. De naam van Revest BV is op 24 februari 2014 – na het vonnis in eerste aanleg – gewijzigd in L. Op 17 juni 2014 is L in staat van faillissement verklaard. Werknemer heeft Revest BV en Revest NV op 16 januari 2014 in kort geding gedagvaard en gevorderd hen hoofdelijk te veroordelen tot betaling van zijn salaris vanaf december 2013, althans 70% daarvan tijdens ziekte, met wettelijke verhoging en wettelijke rente en afgifte van een specificatie van de betalingen, op straffe van verbeurte van een dwangsom. De kantonrechter heeft deze vorderingen toegewezen en Revest NV en Revest BV hoofdelijk in de kosten van het geding veroordeeld. Werknemer voert aan dat X, enig bestuurder van Revest NV, van aanvang af middelen beschikbaar stelt en vooralsnog blijft stellen ter voldoening van andere schuldeisers van Revest BV (waaronder de twee andere werknemers) maar kennelijk niet de middelen verschaft of wil verschaffen om werknemer te betalen. Werknemer acht dat niet toelaatbaar en hij is van mening dat Revest NV als moedermaatschappij daarvoor kan worden aangesproken, waarbij hij zich op rechtspraak beroept waarin de betalingsonwil van de moedermaatschappij grond was om aansprakelijkheid van deze jegens de werknemer aan te nemen.
Het hof oordeelt als volgt. Het hof stelt met de kantonrechter voorop dat Revest NV als aandeelhouder (en bestuurder) in beginsel niet aansprakelijk is voor de schulden van (dochtervennootschap) Revest BV aan werknemer. Dit beginsel lijdt echter uitzonderling indien het handelen van Revest NV als aandeelhouder en bestuurder kan worden gekwalificeerd als een onrechtmatige daad jegens werknemer. Daarvan kan, zoals ook de kantonrechter heeft overwogen, slechts sprake zijn indien Revest NV een ernstig verwijt kan worden gemaakt van de niet-nakoming van de verplichtingen van Revest BV jegens werknemer. Daartoe behoort onder meer de situatie waarin het handelen van Revest NV kan worden aangemerkt als het zich schuldig maken aan betalingsonwil of selectieve betaling. Met de kantonrechter is het hof voorshands van oordeel dat aan de vereisten van aansprakelijkheid van Revest NV is voldaan. Revest NV heeft aangevoerd dat X privé rechtstreeks bedragen stort aan Revest BV en dat Revest BV niet via Revest NV wordt gefinancierd. Dit betekent echter nog niet dat Revest NV, als bestuurder/aandeelhouder van Revest BV, naar willekeur kan bepalen bepaalde schuldeisers van Revest BV, meer in het bijzonder één van haar werknemers, niet (meer) te betalen. In casu zijn door Revest NV geen steekhoudende argumenten aangedragen waarom de beslissing om het salaris van werknemer vanaf december 2013 niet meer te voldoen, gerechtvaardigd was. Dat Revest BV tot salarisbetaling aan werknemer niet in staat was, is, zoals de kantonrechter terecht heeft overwogen, onvoldoende onderbouwd en tegen de achtergrond van de omstandigheid dat twee collega’s van werknemer wel loon zijn blijven ontvangen, ook ongeloofwaardig. Het betoog van Revest NV dat X niet langer in staat is Revest BV te financieren is, met het gegeven dat de twee andere werknemers van Revest BV wel werden betaald, niet houdbaar en zij heeft onvoldoende toegelicht wanneer zij om reden van betalingsonmacht is opgehouden ook die andere werknemers te betalen. De wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW maakt deel uit van de schade die werknemer heeft geleden en kan derhalve als schadevergoeding worden toegewezen.