Naar boven ↑

Rechtspraak

ondernemingsraad van de Tweede Kamer der Staten Generaal/de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Gerechtshof Amsterdam, 16 februari 2015

ondernemingsraad van de Tweede Kamer der Staten Generaal/de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Hoewel medezeggenschapstraject omtrent besluitvorming over oprichting en inrichting stafbureau Tweede Kamer bepaald niet vlekkeloos is verlopen, kan niet worden geoordeeld dat Tweede Kamer in redelijkheid niet tot besluit heeft kunnen komen.

De ambtelijke organisatie van de Tweede Kamer staat onder leiding van de griffier van de Tweede Kamer. De griffier is bestuurder van de ambtelijke organisatie in de zin van de WOR. Op 21 februari 2014 heeft de ondernemingsraad (hierna: OR) positief advies uitgebracht over het voorgenomen besluit de stafdienst Voorlichting en de dienst Communicatie samen te voegen. Omtrent de aanstelling van een senior voorlichter voor het mogelijke nieuwe stafbureau heeft de OR zich op 26 maart 2014 op het standpunt gesteld dat sprake is van een adviesplichtig voorgenomen besluit. Nadat de griffier zich eerst op het standpunt heeft gesteld dat de inrichting van het stafbureau niet kan worden aangemerkt als belangrijke verandering in de organisatie in de zin van artikel 25 lid 1 onder d en e WOR, is op 13 mei bevestigd dat – waar in de brief van 15 april 2014 nog wordt gesproken van consultatie – toch advies wordt gevraagd aan de OR. De OR heeft een negatief advies uitgebracht op 10 juni 2014. Na een overlegvergadering heeft de OR naar voren gebracht dat de oprichting van een stafbureau een definitieve oplossing is voor een tijdelijk probleem en dat de werkzaamheden van een stafbureau meer horen bij de politieke dan bij de ambtelijke organisatie van de Tweede Kamer. In de vergadering heeft het managementteam aangeboden de functie senior voorlichter hiërarchisch onder de nieuwe dienst Communicatie te laten vallen, met dien verstande dat de aansturing van de senior voorlichter vanuit het stafbureau plaatsvindt. Aan de OR is gevraagd een nieuw advies uit te brengen. Op 24 juni 2014 heeft de OR wederom negatief geadviseerd. Bij besluit van 11 augustus 2014 heeft de waarnemend griffier aan de OR medegedeeld dat is besloten het stafbureau op te richten. In het besluit is opgenomen dat het voorgenomen besluit op grond van het advies van de OR is aangepast in die zin dat de woordvoerderstaken hiërarchisch onder de dienst Communicatie blijven vallen tot de nog aan te stellen kwartiermaker van het stafbureau hierover heeft geadviseerd. De OR stelt dat de Tweede Kamer in redelijkheid niet tot dit besluit heeft kunnen komen. Volgens de OR is het advies te laat gevraagd en wordt onvoldoende rekening gehouden met de belangen van de medewerkers en de organisatie.

De Ondernemingskamer oordeelt als volgt. Vooropgesteld wordt dat het medezeggenschapstraject bepaald niet vlekkeloos is verlopen. Ook nadat de OR op 26 maart 2014 bezwaar had gemaakt tegen de aanstelling van een senior voorlichter vooruitlopend op de formele besluitvorming over het stafbureau, heeft de griffier niet zorggedragen voor een eenduidig en consistent medezeggenschapstraject. Dit betekent echter niet dat het advies op een zodanig laat tijdstip is gevraagd dat het niet meer van wezenlijke invloed op de besluitvorming kon zijn. Genoegzaam is gebleken dat het aannemen van de senior voorlichter niet de invulling betreft van een nieuwe vacature die gecreëerd is ten behoeve van het nog op te richten stafbureau, maar van een bestaande formatieplaats die weliswaar aangestuurd wordt (of zal worden) vanuit het stafbureau in oprichting, maar die hiërarchisch onder de (nieuwe) dienst Communicatie valt. Dit laatste strookt ook met de tekst van de desbetreffende vacature in de Kamerbode. Ter zitting is voorts door de griffier (nogmaals) uitdrukkelijk bevestigd dat het een tijdelijke aanstelling betreft. Daarbij komt dat de OR zijn aanvankelijke verzet tegen de aanstelling van de senior voorlichter heeft ingetrokken, nadat de griffier aan de OR had toegezegd formeel advies te zullen vragen over de inrichting van het stafbureau. Voorts kan het belasten van een medewerker met een tijdelijke taak van kwartiermaker ter voorbereiding van besluitvorming niet worden aangemerkt als een uitvoeringshandeling van een reeds genomen besluit en heeft de OR voldoende tijd gehad om het advies uit te brengen. Het verzoek van de OR wordt afgewezen.

  • Instantie: Gerechtshof Amsterdam
  • Datum uitspraak: 16-02-2015
  • Roepnaam: ondernemingsraad van de Tweede Kamer der Staten Generaal/de Tweede Kamer der Staten-Generaal
  • Zaaknummer: 200.155.606/01 OK
  • Nummer: AR-2015-0108
  • Onderwerpen: Adviesrecht (25 WOR)
  • Trefwoorden: medezeggenschap , adviesrecht, voorgenomen besluit en inrichting Stafbureau