Naar boven ↑

Rechtspraak

Paraat Brandbeveiliging B.V./A c.s.
Rechtbank Limburg (Locatie Maastricht), 15 januari 2015
ECLI:NL:RBLIM:2015:297

Paraat Brandbeveiliging B.V./A c.s.

Concurrentiebeding werknemers brandbeveiligingsbedrijf is niet zwaarder gaan drukken, omdat sprake is geweest van een natuurlijk en voorzienbaar verloop in functies. Werknemer overtreedt relatiebeding door bij bedrijf voormalig collega in dienst te treden. Ten aanzien van hoogte dwangsom wordt niet aangesloten bij boetebepaling.

A is op 24 november 2003 in dienst getreden bij Paraat in de functie van onderhoudsmonteur in opleiding. B is op 1 mei 2007 in dienst getreden in de functie van elektramonteur. In hun arbeidsovereenkomst is een non-concurrentiebeding opgenomen voor de duur van een jaar na het einde van de arbeidsovereenkomst en een geografische reikwijdte van 25 km. In de arbeidsovereenkomst van B is ook een relatiebeding opgenomen. A en B hebben ontslag genomen, waarna A een eigen onderneming (X) is begonnen. B is bij A in dienst getreden. Paraat vordert nakoming van het non-concurrentie- en relatiebeding op straffe van verbeurte van een dwangsom.

De kantonrechter oordeelt als volgt. A bekleedde bij het einde van het dienstverband de functie van hoofd BMI en B de functie van assistent hoofd BMI. Anders dan de werknemers stellen, is van een ingrijpende wijziging van de arbeidsverhouding geen sprake. Veeleer gaat het om een geleidelijk ‘doorgroeien’ van A en B in hun werkzaamheden, die geacht moet worden redelijkerwijs te zijn voorzien. Van zwaarder drukken is derhalve geen sprake. Voor de vraag of sprake is van overtreding van het non-concurrentiebeding is van belang of X binnen een straal van 25 kilometer van het kantooradres van Paraat is gevestigd. Partijen nemen hierover uiteenlopende standpunten in. Voor een nader feitenonderzoek is in een kort geding geen plaats, zodat de gevraagde voorlopige voorziening wordt geweigerd.

Het in de arbeidsovereenkomst van B opgenomen relatiebeding, waarvan niet is gesteld dat het (thans) geen werking heeft, verbiedt hem om bij ex-werknemers van Paraat in dienst te treden. Door bij A in dienst te treden, is het relatiebeding overtreden. Gelet op de overtreding van B van het relatiebeding heeft Paraat belang bij haar vordering B te veroordelen tot betaling van een dwangsom. Daarbij is relevant dat het boetebeding in de arbeidsovereenkomst en een eerder gevoerd kort geding – waarin Paraat ook al nakoming van het relatiebeding op straffe van een dwangsom vorderde – niet hebben geleid tot het voorkomen en/of beëindigen van de met het relatiebeding strijdige situatie. Een dwangsom is geen schadevergoeding, doch een prikkel tot nakoming. Het boetebeding zoals tussen partijen overeengekomen fixeert de schadevergoeding voor het geval dat de verplichtingen voortkomend uit het tussen partijen overeengekomen beding niet wordt nagekomen. Het vorenstaande brengt met zich dat geen aanleiding wordt gezien voor wat betreft de hoogte van de dwangsom aan te sluiten bij de boetebepalingen welke verbonden zijn aan overtreding van het non-concurrentiebeding en relatiebeding. B wordt veroordeeld tot nakoming van het relatiebeding, zulks op straffe van een dwangsom van € 250 per overtreding van het relatiebeding en van eveneens € 250 voor iedere dag dat die overtreding voortduurt vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis tot uiterlijk 1 juli 2016, zijnde de einddatum van het relatiebeding, en met een maximum van € 50.000.