Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/DC Mortgage Finance Netherlands en Société Generale
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 24 februari 2015
ECLI:NL:GHAMS:2015:549

werkneemster/DC Mortgage Finance Netherlands en Société Generale

Geen recht op prestatiebonus, indien de netto omzet het resultaat is van een boekhoudkundige toepassing, zonder dat hiertegenover een prestatie van de werknemer is te stellen.

Tussen werkneemster, DCMF en Société Generale is een meningsverschil ontstaan over de omvang van de aan werkneemster toekomende prestatiebonus over 2008 en 2009. Aan werkneesmter is in maart 2009 een prestatiebonus over 2008 van USD 308.360 betaald. Volgens werkneemster had deze bonus USD 579.253,46 dienen te bedragen. DCMF en Société Generale hebben zich op het standpunt gesteld dat werkneemster over 2009 geen recht op een prestatiebonus had maar dat zij bereid waren haar ter zake een bedrag van USD 486.000 te voldoen. Dit bedrag hebben zij op 2 juli 2010 aan werkneemster betaald. Werkneemster heeft zich bij brief van 29 juli 2011 op het standpunt gesteld recht te hebben op een prestatiebonus over 2009 van USD 1.654.447 en Société Generale tot betaling van USD 1.168.447 gesommeerd. Bij e-mail van 19 augustus 2011 heeft werkneemster de arbeidsovereenkomst opgezegd tegen 1 september 2011, met als reden dat ‘DCMF did not meet it’s contractual obligations for 2008 and 2009 concerning bonus payments’. Thans vordert werkneemster de onbetaald gebleven gedeelten van de ingevolge de arbeidsovereenkomst verschuldigde prestatiebonussen over 2008 en 2009, alsmede de beëindigingsvergoeding en vergoeding ex artikel 7:677 lid 2 BW. De rechtbank heeft de vorderingen afgewezen.

Het hof oordeelt als volgt. Anders dan werkneemster, is het hof met de rechtbank van mening dat niet de geconsolideerde jaarrekening, maar de cijfers van de financiële verslaglegging van januari bepalend zijn voor de hoogte van de bonus. Voorts deelt het hof de mening van de rechtbank en DCMF en Société Generale dat het resultaat wegens wijziging van de berekeningsmethodiek inzake de ‘delinquency provision’ het gevolg was van een in 2009 door Société Generale besloten en uitgevoerde maatregel en dat deze maatregel (in de verhouding tussen partijen) als ‘extraordinary item’ aangemerkt dient te worden nu er geen verband bestaat tussen het resultaat van deze maatregel en de ‘performance’ van werkneemster. Bijgevolg is geen prestatiebonus over dit deel verschuldigd. Een prestatiebonus als de onderhavige is in redelijkheid alleen verschuldigd indien een zekere prestatie (‘performance’) geleverd is die tot uitdrukking is gekomen in het behaalde resultaat van DCMF. De verhoging van het resultaat die het gevolg is van een wijziging van de boekhoudkundige verwerking van bepaalde gegevens is niet het gevolg van een geleverde ‘performance’ en het hof acht daarom te billijken dat DCMF en Société Generale hebben geoordeeld dat het netto resultaat in zoverre dient te worden gecorrigeerd.