Naar boven ↑

Rechtspraak

ondernemingsraad Plukon Goor/Plukon Goor B.V.
Rechtbank Overijssel (Locatie Almelo), 4 maart 2015
ECLI:NL:RBOVE:2015:1194

ondernemingsraad Plukon Goor/Plukon Goor B.V.

OR niet ontvankelijk in vordering strekkende tot vergoeding kosten ingeschakelde deskundige, omdat geen bemiddeling door bedrijfscommissie heeft plaatsgevonden. Bovendien heeft OR geen te vervullen taak als bedoeld in artikel 22 WOR.

De ondernemingsraad van Plukon Goor (hierna: OR) heeft een deskundige ingeschakeld voor advies en bijstand omtrent pensioenaangelegenheden. Centrale vraag in de onderhavige procedure is of de kosten ingevolge artikel 22 WOR voor rekening van Plukon Goor komen.

De kantonrechter oordeelt als volgt. De OR is niet-ontvankelijk, omdat gesteld noch gebleken is dat partijen eerst bij de bedrijfscommissie zijn geweest voor bemiddeling als bedoeld in artikel 36 lid 3 [red: oud?] WOR. Als de OR wel ontvankelijk zou zijn, zou de vordering zijn afgewezen. De OR heeft in het onderhavige geval geen te vervullen taak als bedoeld in artikel 22 WOR. Plukon Goor heeft onweersproken gesteld dat er op OR- noch GOR-niveau een voorgenomen besluit ter zake van pensioenaangelegenheden ligt en (ook) dat staat toewijzing van het verzoek in de weg. Artikel 16 WOR bepaalt dat deskundigen kunnen worden uitgenodigd tot het bijwonen van de vergadering of tot het uitbrengen van een schriftelijk advies, met het oog op de behandeling van een bepaald onderwerp. Artikel 16 WOR biedt dus geen basis voor het inschakelen van deskundigen voor advisering over onderwerpen die niet ter vergadering worden behandeld, zoals in casu aangaande pensioenaangelegenheden in het verleden, nog daargelaten de stelling van Plukon Goor dat pensioenaangelegenheden tot het takenpakket van de GOR behoren, dat zij te dier zake in het verleden ook overleg heeft gehad met de GOR en de destijds genomen besluiten al onherroepelijk zijn. Indien er wel een voorgenomen besluit ten aanzien van pensioenaangelegenheden zou zijn maar deze op de agenda van de GOR zou staan is voorstelbaar dat de OR zich afvraagt of zij ter zake nog een rol heeft, en zich in dat kader van deskundige bijstand wil laten voorzien, maar die situatie is niet aan de orde. Het verzoek zou (ook) daarom zijn afgewezen. Afwijzing van het verzoek neemt overigens niet weg dat de OR in de processtukken van Plukon Goor al enkele antwoorden op de door haar gestelde vragen heeft kunnen vinden. Ten aanzien van de tweede kostenmelding zou de kantonrechter van oordeel zijn dat het voor de vervulling van de taken van de OR redelijkerwijs noodzakelijk was om de kosten van rechtsbijstand te maken. De eerste, door Plukon Goor afgewezen, kostenmelding en het daaruit voortvloeiende verzoek was niet van elke grond ontbloot en de onderhavige procedure was de enige mogelijkheid voor de OR om te laten toetsen of zij in het onderhavige geval recht had op deskundige bijstand.