Naar boven ↑

Rechtspraak

Algemene Centrale van Overheidspersoneel c.s./de Staat der Nederlanden
Rechtbank Den Haag (Locatie 's-Gravenhage), 10 april 2015
ECLI:NL:RBDHA:2015:4045

Algemene Centrale van Overheidspersoneel c.s./de Staat der Nederlanden

Uitleg bepaling Pensioenakkoord – in het bijzonder de zinsnede ‘volledige doorwerking via de sectorale cao-tafels’ – aan de hand van Haviltex-norm.

De vakcentrales in de onderhavige procedure behartigen onder meer de belangen van het overheidspersoneel, waaronder die van het in de sector Rijk werkzame personeel, waarvan de minister te beschouwen is als werkgever. In het kader van deze belangenbehartiging voeren de vakcentrales overleg met de werkgevers binnen de diverse sectoren van de overheid over diverse arbeidsvoorwaardelijke onderwerpen en gaan zij cao’s aan. De vakcentrales hebben zich verenigd in de Samenwerkende Centrales van Overheidspersoneel (hierna: de SCO). De diverse overheidswerkgevers hebben zich verenigd in het Verbond Sectorwerkgevers Overheid (hierna: het VSO). De SCO en het VSO zijn beide vertegenwoordigd in de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid (hierna: ROP), het centrale overlegplatform van de gezamenlijke sectorwerkgevers en sectorwerknemers bij de overheid. Op 27 mei 2014 heeft de Eerste Kamer ingestemd met de (gewijzigde) Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen. Sindsdien is in de Pensioenkamer onderhandeld over een aanpassing van de pensioenregeling van de Stichting Pensioenfonds ABP. Deze onderhandelingen hebben op 13 november 2014 geleid tot de ondertekening van het ‘Pensioenakkoord Pensioenkamer Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid over de wijzigingen van de ABP-pensioenregeling naar aanleiding van de aanpassing van het fiscale pensioenkader “Witteveen 2015”’ (hierna: het Pensioenakkoord). De vakcentrales vorderen uitkering van de pensioenpremievrijval in de vorm van een salarisverhoging van 0,8% met ingang van 1 januari 2015. In deze procedure staat ter beoordeling of de minister (primair) in strijd handelt met het Pensioenakkoord dan wel (subsidiair) onrechtmatig handelt door het werkgeversdeel van de pensioenpremievrijval als gevolg van de per 1 januari 2015 doorgevoerde versobering van de pensioenopbouw te betrekken bij de nog te voeren cao-onderhandelingen aan de sectorale cao-tafel Rijk en dit onderdeel van de pensioenpremievrijval niet – zoals de vakcentrales voorstaan – met terugwerkende kracht tot 1 januari 2015 aan te wenden ter verhoging van de salarissen van de in de sector Rijk werkzame ambtenaren.

De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Partijen twisten over de uitleg van een bepaling uit het Pensioenakkoord, meer in het bijzonder de zinsnede ‘volledige doorwerking via de sectorale cao-tafels’. Deze bepaling wordt aan de hand van het Haviltex-criterium uitgelegd. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan voor het standpunt van geen van beide partijen overtuigende steun worden gevonden in de tekst van het Pensioenakkoord. Op grond van de ter discussie staande bepaling uit dit akkoord krijgt de premievrijval ‘volledige doorwerking via de sectorale cao-tafels in verbetering van salaris (of andere arbeidsvoorwaarden als cao-partijen daarvoor kiezen), in aanvulling op de salarisafspraken op grond van de bestendige sectorsystematiek’.Helder is dat het werkgeversdeel van de pensioenpremievrijval ten goede dient te komen aan de werknemers en dat een eventuele daaruit voortvloeiende salarisverbetering los moet worden gezien van de salarisafspraken op grond van de bestendige sectorsystematiek (lees: cao-afspraken). Dit staat overigens tussen partijen ook niet ter discussie. De tekst van het Pensioenakkoord geeft echter geen uitsluitsel omtrent de vraag wat moet worden verstaan onder ‘volledige doorwerking via de sectorale cao-tafels’. Is hiermee, zoals de vakcentrales betogen, bedoeld de onderhandelingstafel te duiden waaraan dient te worden overlegd over de besteding van het werkgeversdeel van de pensioenpremievrijval of dient deze passage, zoals de minister voorstaat, aldus te worden begrepen dat eerst een nieuwe sectorale cao moet worden gesloten om bedoelde premievrijval in de salarissen te verwerken? Nu aldus de tekst van het pensioenakkoord ter zake geen uitsluitsel biedt, dient voor wat betreft de zin die partijen aan deze bepaling mochten toekennen en het antwoord op de vraag wat zij op basis van deze bepaling redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, mede acht te worden geslagen op hetgeen partijen hangende de onderhandelingen over het Pensioenakkoord omtrent deze bepaling hebben verklaard. Van doorslaggevende betekenis is hetgeen op 13 november 2014 in de Pensioenkamer is besproken en meer in het bijzonder hetgeen namens het VSO omtrent de intentie van de desbetreffende bepaling is verklaard. Hieruit volgt naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat (a) het werkgeversdeel van de pensioenpremievrijval beschikbaar is met ingang van 1 januari 2015, (b) dit geld tot besteding moet komen en (c) dat de sectoren afspraken moeten maken over de besteding daarvan. Daarnaast kenden partijen tijdens dit overleg aan de zinsnede ‘volledige doorwerking via de sectorale cao-tafels’ dezelfde betekenis toe, te weten de duiding van de overlegtafel waaraan overleg dient te worden gevoerd over de besteding van de pensioenpremievrijval en niet de duiding van het onderhandelingsproces (het sluiten van een sectorale cao). De stelling van de minister dat eerst een sectorale cao dient te worden afgesloten alvorens tot besteding van de pensioenpremievrijval kan worden gekomen, vindt aldus geen steun in het op 13 november 2014 bereikte onderhandelingsresultaat. Op grond van artikel 105 ARAR dient aan de sectorale cao-tafel Rijk overleg te worden gevoerd over zowel de besteding van het werkgeversdeel van de pensioenpremievrijval als over het voorstel van de minister om de besteding van deze vrijval te betrekken bij de nog te voeren cao-onderhandelingen in de sector Rijk. De omstandigheid dat het Pensioenakkoord de besteding van de premievrijval niet koppelt aan het sluiten van een cao, laat immers onverlet dat de minister aan de sectorale cao-tafel wel het voorstel kan doen om deze koppeling aan te brengen. Over dit voorstel, alsmede over de besteding van de premievrijval dient met inachtneming van de voorschriften van artikel 105 ARAR te worden beslist. Vast staat dat het overleg en de besluitvorming als hiervoor bedoeld tot op heden niet hebben plaatsgevonden. Dit staat – zoals van de zijde van minister terecht is opgemerkt – aan toewijzing van de vordering van de vakcentrales in de weg.