Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/Stichting Zaam, Interconfessioneel Voortgezet Onderwijs
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 28 april 2015
ECLI:NL:GHAMS:2015:1594

werkneemster/Stichting Zaam, Interconfessioneel Voortgezet Onderwijs

Termijn van zeven dagen voor recht op bovenwettelijke ZW-uitkering is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar, temeer nu werknemer reeds vanaf indiensttreding over cao-tekst beschikt. Geen sprake van een informatieplichtschending.

Werkneemster was op grond van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van 1 augustus 2011 tot en met 31 juli 2012 in dienst bij Amarantis Onderwijsgroep, de rechtsvoorgangster van Zaam. Op de arbeidsovereenkomst is de CAO voor het Voortgezet Onderwijs (hierna: de cao) van toepassing. In artikel 4.2 van de cao staat vermeld dat bij ziekte of arbeidsongeschiktheid de Ziekte- en arbeidsongeschiktheidsregeling voortgezet onderwijs (Zavo) van toepassing is. In artikel 22 lid 1 van de Zavo is – kort gezegd – bepaald dat de gewezen werknemer die voor de datum van ontslag ziek of arbeidsongeschikt is geworden, gedurende twaalf maanden een aanvulling op de ZW-uitkering ter hoogte van de laatstgenoten bezoldiging behoudt. Om aanspraak te maken op de bovenwettelijke uitkering dient een werknemer uiterlijk binnen zeven dagen na het ontstaan van de voorwaarden voor een uitkering zich tot de werkgever te wenden met een verzoek tot uitkering. In casu is werknemer op 12 april 2012 ziek geworden. Werkneemster heeft op 4 oktober 2013 bij WWplus een aanvraag ingediend voor een aanvulling op de ZW-uitkering. In de onderhavige procedure vordert zij € 11.214 aan bovenwettelijke ZW-uitkering, met rente wegens het mislopen van een groot deel van de bovenwettelijke uitkering van de Zavo. Volgens werkneemster is het initiatief ten onrechte bij haar gelegd en heeft werkgever haar onvoldoende geïnformeerd.

Het hof oordeelt als volgt. Los van het antwoord op de vraag of de regeling al dan niet een dwingendrechtelijk karakter heeft, kan de grief slechts slagen als het beroep van Zaam op de bewuste bepaling naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Het hof stelt voorop dat werkneemster niet heeft gegriefd tegen de overweging van de kantonrechter dat werkneemster bij aanvang van haar dienstverband in het bezit is gesteld van de schriftelijke weergave van de cao. Bij memorie van antwoord heeft Zaam herhaald dat werkneemster bij indiensttreding de relevante bescheiden heeft ontvangen en werkneemster is hier bij pleidooi niet tegen opgekomen. Dit brengt met zich dat werkneemster vanaf haar indiensttreding zich volledig en ruimschoots op de hoogte heeft kunnen stellen van alle bepalingen die, zoals in dit geval, bij ziekte of arbeidsongeschiktheid relevant zijn. Daarnaast geldt dat werkneemster zich op 12 april 2012 heeft ziek gemeld, bij brief van 23 april 2012 te horen heeft gekregen dat haar dienstverband per 31 juli 2012 zou eindigen en dat de termijn van 7 dagen pas na laatstgenoemde datum is gaan lopen. Kort na 23 april 2012 heeft werkneemster dus nog ruim twee maanden de tijd gehad zich opnieuw op de hoogte te stellen van haar rechten en plichten als gewezen werknemer bij ziekte. Daar komt bij dat in genoemde brief deze rechten en plichten nogmaals onder haar aandacht zijn gebracht. De omstandigheid dat een en ander in een bijlage bij de cao was opgenomen en daarbij een bepaalde lettergrootte of -type is gehanteerd, doet aan het voorgaande niet af. Het beroep van werkneemster faalt derhlave. Gesteld noch gebleken is dat de (aard van de) ziekte van werkneemster het haar (tot augustus 2012) onmogelijk maakte een bovenwettelijke ZW-uitkering aan te vragen. Dat valt voorshands ook niet in te zien nu zij zelf een reguliere ZW-uitkering heeft aangevraagd. Bij de beoordeling van de vraag of Zaam is tekortgeschoten in de informatieplicht is verder van belang hetgeen hiervoor reeds deels aan de orde is geweest. Werkneemster heeft vóór en ná haar ziekmelding ruimschoots de gelegenheid gehad zich te verdiepen in haar rechten en plichten ten aanzien van de bovenwettelijke ZW-uitkering.