Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Stichting Lucas Onderwijs
Rechtbank Den Haag (Locatie 's-Gravenhage), 18 maart 2015
ECLI:NL:RBDHA:2015:5131

werknemer/Stichting Lucas Onderwijs

Stichting handelt in strijd met goed werkgeverschap door conciërge na klachten over vermeend ongepast gedrag langdurig en zonder grondslag te schorsen. Stichting wordt veroordeeld tot bekendmaken rehabilitatieverklaring, vergoeding van kosten voor rechtsbijstand en betaling van immateriële schadevergoeding.

Werknemer is als conciërge in dienst van Stichting Lucas Onderwijs (hierna: de Stichting). Op de arbeidsovereenkomst is van toepassing de cao voor het voortgezet onderwijs. Namens twee vrouwelijke leerlingen van (toen) 15 en 16 jaar oud, zijn op 23 januari 2013 klachten ingediend tegen werknemer wegens vermeend ongepast gedrag. Werknemer is op 24 januari 2013 naar huis gestuurd in afwachting van de resultaten van nader onderzoek. Op 17 mei 2013 heeft de Stichting werknemer medegedeeld dat hij zijn werkzaamheden op 26 augustus 2013 dient voort te zetten op de locatie College S. Werknemer heeft tegen dit besluit beroep ingesteld bij de Centrale Commissie van Beroep voor het Katholiek Voortgezet Onderwijs (hierna: CvB). Op 25 juli 2013 heeft de CvB het beroep voor zover gericht tegen de overplaatsing naar het College S niet ontvankelijk verklaard omdat er geen sprake is van een overplaatsing in de zin van de Wet op het voortgezet onderwijs en de toepasselijke cao. Voor zover het beroep gericht is tegen de in het besluit van 17 mei 2013 tevens aan werknemer opgelegde schorsing, heeft de CvB het beroep gegrond verklaard. De klaagsters hebben uitdrukkelijk verzocht hun klacht niet verder te behandelen, waardoor de grond aan de eerdere schorsing is komen te vervallen. De verlenging van de schorsing is niet gebaseerd op een van de in de cao genoemde gronden terwijl evenmin is voldaan aan de in de cao gegeven procedurele voorschriften, aldus de beslissing van de CvB. Op 23 december 2013 heeft onderzoeksbureau Bezemer & Kuiper in opdracht van de Stichting gerapporteerd dat niet kan worden vastgesteld of grensoverschrijdend, meer seksueel getint gedrag van werknemer al of niet heeft plaatsgevonden. Het onderzoeksbureau is wel van mening dat werknemer de grenzen van de door hem in acht te nemen professionele distantie heeft overschreden. Werknemer vordert in de onderhavige procedure rehabilitatie door de Stichting te veroordelen brieven te sturen aan de personeelsleden, leerlingen en hun ouders, betaling van kosten van rechtsbijstand en onderzoek door DigiJuris en betaling aan werknemer van een bedrag van € 15.000 wegens aantasting van zijn eer en goede naam.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Werknemer heeft onweersproken gesteld dat de Stichting zich niet heeft gehouden aan de procedurele voorschriften die in een situatie als de onderhavige gelden ingevolge de toepasselijke cao-bepalingen. De Stichting heeft nodeloos veel tijd laten verstrijken en de grondslag voor zo’n langdurige schorsing ontbrak. De Stichting had als goed werkgever meer oog moeten hebben voor het belang van werknemer bij een voortvarende aanpak, mede gelet op diens langdurig dienstverband. De Stichting is aansprakelijk voor de door deze schending van haar verplichting om zich als goed werkgever te gedragen bij werknemer veroorzaakte schade. De kantonrechter acht het aannemelijk dat de reputatie van werknemer onder de langdurige schorsing heeft geleden. De Stichting wordt veroordeeld een rehabilitatieverklaring bekend te maken. De door de Stichting voorgestelde tekst voldoet. Aangezien de Stichting uitdrukkelijk bereid is en was om de door haar voorgestelde verklaring bekend te maken, zal de betreffende vordering van werknemer worden afgewezen. Slechts een deel van de door werknemer gemaakte kosten van rechtsbijstand worden beschouwd als veroorzaakt door de schending van het goed werkgeverschap door de Stichting. De hoogte van de vergoeding wordt geschat en wordt toegewezen tot een bedrag van € 10.000 (netto). De gevorderde kosten van DigiJuris worden afgewezen, aangezien deze kosten niet veroorzaakt zijn door de schending van het goed werkgeverschap door de Stichting. Werknemer heeft voldoende onderbouwd dat hij immateriële schade heeft geleden door het weinig voortvarende optreden van de Stichting en de langdurige schorsing. De kantonrechter is van oordeel dat de aantasting van de reputatie van werknemer is op te vatten als aantasting in zijn eer of goede naam als bedoeld in artikel 6:106 lid 1 aanhef en onder b BW. Mede gelet op de door de Stichting te publiceren rehabilitatie wordt de immateriële schadevergoeding naar billijkheid vastgesteld op een bedrag van € 3.000.