Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/Ergo B.V.
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 25 juni 2015
ECLI:NL:RBMNE:2015:5119

werkneemster/Ergo B.V.

Belangenafweging concurrentiebeding valt uit in voordeel managementassistent, onder meer omdat zij met overstap naar concurrent de mogelijkheid heeft haar positie te verbeteren en zij slechts administratieve werkzaamheden heeft verricht. Schorsing concurrentiebeding.

Werkneemster is op 19 juli 2010 in dienst getreden van (de rechtsvoorganger van) Egro in de functie van managementassistent. Per 19 april 2012 is de arbeidsovereenkomst stilzwijgend omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. In de arbeidsovereenkomst is een concurrentiebeding opgenomen. Werkneemster heeft haar arbeidsovereenkomst opgezegd tegen 1 mei 2015 om vervolgens bij bedrijf X in dienst te treden. Werkneemster verzoekt het concurrentiebeding te vernietigen dan wel te schorsen. Ter onderbouwing van de vordering stelt werkneemster allereerst dat het beding niet rechtsgeldig is overeengekomen nu niet is voldaan aan het schriftelijkheidsvereiste. Voorts stelt zij dat Egro geen belang heeft bij een beroep op het concurrentiebeding gezien haar functie en de kennis en dat zij door de inhoud van het beding te veel wordt beperkt in haar mogelijkheden om elders een dienstverband te verwerven.

De kantonrechter oordeelt als volgt. De vraag of het schriftelijkheidsvereiste met zich brengt dat in het geval van stilzwijgende voortzetting het concurrentiebeding zijn gelding verliest, wordt door de verschillende gerechten in overwegende mate negatief beantwoord. De kantonrechter sluit zich aan bij deze opvatting. Werkneemster is derhalve gebonden aan het concurrentiebeding. X moet geacht worden een concurrent van Egro te zijn. Daarmee ligt de vraag voor of de uitkomst van een belangenafwezig uitvalt in het voordeel van werkneemster. Daarbij moet enerzijds rekening gehouden worden met de mogelijkheid tot positieverbetering aan de zijde van werkneemster, hetgeen blijkt uit het aanbod van X dat € 400 bruto hoger ligt dan het laatstverdiende maandsalaris en het recht op vrije arbeidskeuze. Het door werkneemster laatstverdiende salaris ligt niet veel hoger dan het minimumloon. Uit de stellingen van partijen blijkt ook dat werkneemster met name administratieve werkzaamheden heeft uitgevoerd. Behoudens bijzondere omstandigheden kan een concurrentiebeding voor werknemers met een dergelijke functie een onevenredige benadeling opleveren. Egro heeft weliswaar gesteld dat werkneemster een van de leden van het management was en een spil in de organisatie, maar dat acht de kantonrechter overtrokken. De enkele omstandigheid dat werkneemster uit hoofde van haar functie bekend was met de contactgegevens van leveranciers en klanten en de inkoop- en verkoopfacturen zijn niet aan te merken als een bijzondere omstandigheid. Bovendien is niet aannemelijk geworden dat zij op dit moment nog toegang heeft tot deze informatie. Alhoewel Egro als bijzondere omstandigheden nog heeft gewezen op het feit dat werkneemster kennis zou dragen van de identiteit van een aantal bijzondere, niet in de markt bekende, leveranciers en van het revolutionaire hotelconcept met eigen calculatiemethodiek, acht de kantonrechter de stelling van werkneemster dat die kennis niet verder strekt dan noodzakelijk voor de administratieve verwerking van bestellingen en leveringen voorshands voldoende aannemelijk. Het concurrentiebeding wordt geschorst.