Naar boven ↑

Rechtspraak

X/Emmaus Parkwijk h.o.d.n. Stichting Emmaus Domstad
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 8 juli 2015
ECLI:NL:RBMNE:2015:5763

X/Emmaus Parkwijk h.o.d.n. Stichting Emmaus Domstad

Kwalificatie verblijfsovereenkomst. Bewoner woonwerkgemeenschap is niet werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst.

X is in 2008 als bewoner tot de woonwerkgemeenschap van Emmaus Parkwijk toegetreden. Zij heeft een 'verblijfsovereenkomst' voor akkoord ondertekend. X heeft gedurende haar verblijf in de woonwerkgemeenschap in de kringloopwinkel van Emmaus Parkwijk gewerkt. Daarnaast is zij kerngroepslid geweest, hetgeen inhield dat zij voor de bewoners met wie zij samenwoonde als mentor fungeerde. Er zijn in de periode dat X in de woonwerkgemeenschap verbleef meerdere keren geweest dat zij haar werkzaamheden in de kringloopwinkel en als kerngroepslid niet (meer) kon uitoefenen omdat het haar psychisch en fysiek te zwaar werd. X is op 28 juni 2012 definitief voor het uitoefenen van haar werkzaamheden uitgevallen. Er is daarna een re-integratietraject gestart. Het UWV heeft aan Emmaus Parkwijk een loonsanctie van maximaal 52 weken opgelegd, omdat de re-integratie-inspanningen van Emmaus Parkwijk naar zijn oordeel onvoldoende waren. De belastingdienst en het UWV hebben Emmaus Parkwijk verplicht tot het voeren van een loonadministratie waarin een vergoeding voor kost en inwoning is geadministreerd. Emmaus Parkwijk heeft vanaf 1 oktober 2008 tot en met oktober 2014 'loonstrookjes' aan X verstrekt. Op al deze loonstrookjes is vermeld dat het loon bestaat uit salaris en loon in natura en dat er een bepaald bedrag aan zakgeld aan X is uitbetaald. Kern van het geschil tussen partijen betreft de vraag of sprake is van een arbeidsovereenkomst ex artikel 7:610 BW.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Partijen hebben de overeenkomst niet geduid als een arbeidsovereenkomst, maar als een 'verblijfovereenkomst'. De tussen partijen gesloten overeenkomst wordt dan ook vooral gekleurd door de idealen en visie van de Emmausbeweging en die van Emmaus Parkwijk in het bijzonder, en niet zo zeer door de wens om een arbeidsovereenkomst met elkaar aan te gaan. Uit (art. 3.2. van) de overeenkomst kan worden opgemaakt dat het persoonlijk verrichten van arbeid een van de voorwaarden betreft waaraan een nieuw lid moet voldoen om deel te kunnen uit maken van de leefgemeenschap (commune). De andere voorwaarden betreffen het samen wonen en het samen delen. Samen vormen zij het ideaal 'samen wonen, werken en delen'. Deze elementen kunnen daarom niet los van elkaar worden gezien. In de overeenkomst is niet (expliciet of impliciet) vermeld dat er een gezagsverhouding zou bestaan tussen Emmaus Parkwijk en X, in die zin dat Emmaus Parkwijk het recht had om aan X bindende aanwijzingen te geven voor het verrichten van arbeid. Integendeel, in de overeenkomst is juist vermeld dat er wordt gestreefd naar een platte organisatiestructuur, waarin beslissingen zo veel mogelijk gezamenlijk worden genomen. Daarnaast volgt uit de overeenkomst dat X bewust heeft afgezien van een aanspraak op salaris, hetgeen door haar op de zitting is bevestigd. Verder geldt nog dat uit de overeenkomst volgt dat X op ieder moment kon besluiten om de woonwerkgemeenschap te verlaten, hetgeen ook tijdens de zitting door beide partijen is bevestigd. Bij arbeidsovereenkomsten is het gebruikelijk dat er zowel voor de werkgever als de werknemer een opzegtermijn geldt. Er zijn ook onvoldoende aanknopingspunten om te concluderen dat X en Emmaus Parkwijk feitelijk hebben gehandeld als waren zij in 2008 een arbeidsovereenkomst met elkaar aangegaan. Er zijn geen concrete aanwijzingen dat sprake is geweest van een gezagsverhouding tussen Emmaus Parkwijk en X. Geoordeeld wordt dat geen sprake is van een arbeidsovereenkomst. De vorderingen van X worden afgewezen.