Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Stichting Hogeschool van Amsterdam
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 4 augustus 2015
ECLI:NL:GHAMS:2015:3171

werknemer/Stichting Hogeschool van Amsterdam

Uitleg vaststellingsovereenkomst suppletie 50% of 100% pensioen tot 2011? Finale kwijting staat niet in de weg aan juiste nakoming vaststellingsovereenkomst.

Werknemer is van 20 augustus 1986 tot 1 juni 2006 bij (een rechtsvoorgangster van) HvA in dienst geweest als docent. Voor werknemer gold een pensioenvoorziening die was ondergebracht bij het ABP. Op de verhouding tussen werknemer en het ABP is het Pensioenreglement ABP van toepassing. Werknemer had voorts recht op een flexibel pensioen (‘FPU’). De arbeidsovereenkomst tussen partijen is geëindigd door middel van een vaststellingsovereenkomst, getekend op 29 respectievelijk 31 maart 2006. Artikel 3 daarvan luidt als volgt:  'Werkgever zet voor werknemer de opbouw van het ouderdomspensioen voort tot 1 december 2011 op basis van het ten tijde van de datum van beëindiging van de arbeidsovereenkomst door werknemer verdiende salaris.' HvA heeft aan het ABP een bedrag van € 5.155,20 per jaar betaald voor de verdere opbouw tot 1 juni 2010 van het ouderdoms- en nabestaandenpensioen van werknemer (‘het pensioen’). Deze betaling correspondeert met een voortzetting van de opbouw van het pensioen van werknemer voor 50%. Werknemer stelt zich in dit geding op het standpunt dat partijen destijds geen voortzetting van de opbouw van het pensioen voor 50% zijn overeengekomen, maar voor 100%. Werknemer stelt dat het hiervoor aangehaalde artikel 3 in die zin moet worden uitgelegd. Op deze grondslag vordert werknemer primair nakoming van de beëindigingsovereenkomst. Subsidiair vordert hij schadevergoeding en meer subsidiair een verklaring voor recht.

Het hof oordeelt als volgt. Uit de correspondentie rondom het sluiten van de vaststellingsovereenkomst leidt het hof af dat wel degelijk de bedoeling is geweest 100% te financieren. Het verweer dat finale kwijting is overeengekomen staat niet aan toewijzing van de vordering in de weg. Klaarblijkelijk moet artikel 7 van de overeenkomst aldus worden uitgelegd dat partijen elkaar finale kwijting verlenen na (behoorlijke) uitvoering van de overeenkomst.