Rechtspraak
Rechtbank Overijssel (Locatie Enschede), 20 augustus 2015
ECLI:NL:RBOVE:2015:3899
Stichting Zorgzaam Twente/werknemer
Werknemer is sinds 1 maart 2015 voor bepaalde tijd in dienst als sociaalpedagogisch medewerker. Op de arbeidsovereenkomst is de CAO Gehandicaptenzorg van toepassing. Werkgever heeft in het personeelsdossier van werknemer een valse VOG aangetroffen en heeft werknemer op staande voet ontslagen. Werkgever verzoekt ingevolge artikel 7:671b lid 1 onderdeel a BW de arbeidsovereenkomst voorwaardelijk te ontbinden op grond van artikel 7:669 lid 3 onderdeel e en/of g BW. Aan dit verzoek legt werkgever ten grondslag dat sprake is van (ernstig) verwijtbaar handelen van werknemer als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 onderdeel e BW en/of wegens een verstoorde arbeidsverhouding artikel 7:669 lid 3 onderdeel g BW die zodanig is dat van de werkgever redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Werknemer verzoekt voorwaardelijk, te weten voor zover tot voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst wordt overgegaan, het non-concurrentiebeding en het relatiebeding zoals opgenomen in de arbeidsovereenkomst te schorsen.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Partijen zijn het erover eens dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding die aan voortzetting van de arbeidsovereenkomst in de weg staat. Herplaatsing is niet binnen een redelijke termijn mogelijk. De arbeidsovereenkomst wordt derhalve voorwaardelijk ontbonden. Het verzoek van werkgever om een kortere ontbindingstermijn te hanteren (art. 7:671b lid 8 onderdeel b BW) wordt afgewezen, omdat het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van werknemer niet onderbouwd is. Vast staat dat werknemer niet over een VOG kan beschikken gelet op zijn strafrechtelijk verleden. Werknemer stelt evenwel dat werkgever de door G aan werkgever overhandigde originele VOG heeft vervalst ten behoeve van het dossier van werknemer. Dat lijkt hoogst onwaarschijnlijk. Wat daar ook van zij; als de stelling van werknemer juist zou zijn, zou dat ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever kunnen opleveren. Werkgever heeft evenwel betwist dat zij van G een originele VOG heeft ontvangen en dat zij, werkgever, die heeft vervalst. Nu door de bij wet gegeven mogelijkheid tot hoger beroep met betrekking tot de (voorwaardelijke) ontbinding daaraan feitelijk de mogelijkheid binnen korte termijn definitief duidelijkheid over de gewenste beƫindiging van de arbeidsovereenkomst te verkrijgen is ontvallen, is dat geen reden meer om het bewijsrecht niet van toepassing te achten. Gelet op de betwisting door werkgever ligt het in beginsel op de weg van werknemer zijn stelling dat werkgever de originele VOG van G ten behoeve van werknemers personeelsdossier heeft vervalst te bewijzen. In dit geval zal aan een bewijsopdracht aan werknemer bij gebreke van een onvoldoende onderbouwd bewijsaanbod niet worden toegekomen. Hij heeft slechts in algemene zin bewijs van zijn stellingen aangeboden maar op geen enkele wijze aangegeven hoe daarmee kan komen vast te staan dat hij de originele VOG aan werkgever heeft overhandigd en werkgever die heeft vervalst. De vordering ter zake van de billijke vergoeding wordt afgewezen. Werknemer heeft verzocht het concurrentie- en relatiebeding te schorsen indien op het verzoek van werkgever tot ontbinding wordt overgegaan. Nu het concurrentie- en relatiebeding zijn opgenomen in een arbeidsovereenkomst die voor bepaalde tijd is aangegaan, kan een dergelijk beding alleen dan rechtsgeldig in de arbeidsovereenkomst worden opgenomen als uit een daarbij door de werkgever opgenomen schriftelijke motivering blijkt dat het beding noodzakelijk is vanwege zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen. Daarvan is geen sprake. Ingevolge artikel 7:653 lid 3 kan de rechter een dergelijk beding vernietigen. Werknemer heeft geen vernietiging gevraagd. Hij heeft schorsing gevraagd. Nu in het algemeen waar het meerdere kan worden toegewezen, ook het mindere kan worden toegewezen, wordt tot schorsing overgegaan.